26 maart 2024
Wanneer is een verzoek tot zelfrealisatie bij onteigening (niet meer) mogelijk?
U wordt onteigend en wenst zelf het doel van de onteigenende overheid te realiseren. Dient een dergelijk gestaafd verzoek bij de onteigende overheid binnen de door het decreet bepaalde termijnen ingediend te worden, of kan u uw gestaafd verzoek om het even wanneer indienen? Het Grondwettelijk Hof deed hierover uitspraak op 21 maart 2024.
Wettelijke context
Onteigening kan slechts plaatsvinden op de bij wet bepaalde wijze. Dit volgt uit het procedureel legaliteitsbeginsel. De wettelijke regeling bevindt zich, afhankelijk van welke overheid overgaat tot onteigening, in de (oude) federale wetten dan wel in het recentere Vlaamse onteigeningsdecreet (2017). Indien u onteigend wordt door een Vlaamse overheid dan is het Onteigeningsdecreet van toepassing.
Volgens het Onteigeningsdecreet dient een onteigening noodzakelijk te zijn voor de doelstelling van het algemeen nut (art. 3 Onteigeningsdecreet). Dit volgt eigenlijk ook impliciet reeds uit artikel 16 van de Grondwet. Wanneer u als eigenaar of zakelijk gerechtigde bereid bent om zelf het onteigeningsdoel te realiseren (zelfrealisatie), dan is de onteigening niet langer noodzakelijk. Alsnog onteigenen is dan in een dergelijke situatie on(grond)wettig. De noodzakelijkheid van de onteigening voor de realisatie van het onteigeningsdoel is dus een wettigheidsvereiste bij een onteigening, bij gebreke waaraan de onteigening on(grond)wettig is.
Zelfrealisatie
De decreetgever heeft in het Onteigeningsdecreet voorzien in de mogelijkheid tot zelfrealisatie voor eigenaars en zakelijk gerechtigden (artt. 24 tot 27 Onteigeningsdecreet). Dat wil zeggen dat u als eigenaar/zakelijk gerechtigde zelf het onteigeningsdoel mag realiseren, met uitzondering van het aanleggen van weg-, spoorweg- haven- en waterweginfrastructuur en daarmee onlosmakelijk samenhangende ingrepen.
Indien u dat wenst, dient u wel de spelregels daaromtrent na te leven. We overlopen hier kort de toepasselijke regels.
Indienen van een verzoek tot zelfrealisatie tijdens het openbaar onderzoek
Indien u als eigenaar/zakelijk gerechtigde wenst over te gaan tot zelfrealisatie, dient u tijdens het openbaar onderzoek een verzoek tot zelfrealisatie in bij de onteigenende overheid.
In dit verzoek deelt u mee aan de onteigenende overheid dat u zelf het onteigeningsdoel wenst te realiseren. In dit stadium dient u dat verzoek nog niet bijkomend te motiveren.
Indienen van een gestaafd verzoek tot zelfrealisatie
In het verzoek tot zelfrealisatie dat u indient tijdens het openbaar onderzoek hoeft u nog niet aan te tonen dat u aan alle voorwaarden om tot zelfrealisatie te kunnen overgaan voldoet. Het voldoen aan de voorwaarden dient u uiteen te zetten in een daaropvolgend “gestaafd verzoek tot zelfrealisatie” dat moet worden ingediend binnen een vervaltermijn van 70 dagen na beëindiging van het openbaar onderzoek.
De voorwaarden waaraan u moet voldoen zijn:
- U toont aan dat u in staat bent om het onteigeningsdoel te realiseren;
- U toont aan dat u bereid bent om het onteigeningsdoel te realiseren en
- U toont aan in staat en bereid te zijn om desgevallend het onteigeningsdoel in stand te houden op de wijze en binnen de termijnen die opgenomen zijn in de projectnota.
De projectnota is een document dat de onteigenende overheid opstelt waarin het projectplan wordt beschreven, de te realiseren werken zijn opgenomen, in voorkomend geval ook de realisatietermijnen voor de werken zijn opgenomen, eventuele voorwaarden die aan de realisatie van de werken zijn verbonden en indien dat van toepassing is, de beheersmodaliteiten van het openbaar domein.
De onteigenende overheid heeft het recht om uw verzoek op gemotiveerde wijze af te wijzen indien u niet aan de voornoemde voorwaarden voldoet.
Stemt de onteigenende overheid in met uw verzoek, dan zal zij met u een zelfrealisatieconvenant afsluiten. Dat is een vorm van overeenkomst die u sluit met overheid waarmee de effectieve uitvoering , realisatie en desgevallend de instandhouding van het project wordt gewaarborgd, met de daarbijhorende zekerheidsstellingen.
Wat gebeurt er indien u uw gestaafd verzoek tot zelfrealisatie niet of laattijdig indient?
Het Onteigeningsdecreet bepaalt dat het verzoek tot zelfrealisatie ingediend moet worden tijdens het openbaar onderzoek, gevolgd door een gestaafd verzoek tot zelfrealisatie waarvoor een vervaltermijn is ingeschreven in het Onteigeningsdecreet van 70 dagen die ingaat de dag na het afsluiten van het openbaar onderzoek.
Een vervaltermijn houdt in, dat na het verstrijken van die termijn de rechtshandeling, hier het verzoek tot zelfrealisatie, in principe niet meer gesteld kan worden of alleszins dat de overheid hieraan voorbij kan gaan.
Schendt een vervaltermijn voor het indienen van een verzoek tot zelfrealisatie uw grondrechten? Het arrest van het Grondwettelijk Hof van 21 maart 2024.
Stel u bent laattijdig met uw verzoek. In beginsel is de onteigening niet noodzakelijk nu u tot zelfrealisatie wenst over te gaan. Anderzijds hebt u wel de termijn van 70 dagen overschreden, en die termijn betrof een vervaltermijn. Dat wil zeggen dat van rechtswege wordt uitgesloten dat u na die termijn nog een verzoek tot zelfrealisatie kan indienen en dat u dus onteigend kan worden ongeacht enig verzoek tot zelfrealisatie.
De Vrederechter van Merelbeke stelde over deze regeling twee prejudiciële vragen aan het Grondwettelijk Hof.
De eerste vraag die de Vrederechter aan het Hof voorlegde was of een dergelijke vervaltermijn het gelijkheidsbeginsel en het recht op eigendom schendt, nu er maar tot onteigening mag worden overgegaan indien er redelijkerwijs geen alternatief mogelijk is. Indien u laattijdig bent met uw verzoek kan immers niet worden beweerd dat er geen andere mogelijkheid was dan onteigenen. U was slechts te laat met uw verzoek.
Het Hof antwoordde dat uit de parlementaire voorbereiding blijkt dat het recht om een verzoek tot zelfrealisatie in te dienen kadert binnen het onderzoek van de onteigeningsnoodzaak. Deze mogelijkheid strekt tot bescherming van de eigenaar/zakelijk gerechtigde.
De decreetgever legde een vervaltermijn op omdat alle partijen belang hebben bij een snelle en transparante voortgang van een onteigening. Zowel de overheid als de eigenaar/zakelijk gerechtigde dienen zo snel mogelijk op de hoogte te zijn van elkaars wensen en mogelijkheden zodat hierover kan worden samengezeten en overlegd.
De vervaltermijn strekt ertoe dat het onteigeningsdoel kan worden gerealiseerd binnen het vooropgestelde tijdskader. De onteigenende overheid heeft immers voldoende garanties nodig dat de eigenaar/zakelijk gerechtigde ook effectief tot de realisatie van het onteigeningsdoel zal overgaan binnen de vooropgestelde termijn een op de wijze opgenomen in de projectnota. Het Hof oordeelde dat het in dat opzicht dan ook niet onredelijk is dat de termijn om een verzoek en een gestaafd verzoek tot zelfrealisatie in te dienen, beperkt wordt. Evenmin was het Hof van oordeel dat de vervaltermijn onevenredige gevolgen zou hebben, nu er tijdens het openbaar onderzoek kan volstaan worden met het meedelen van een loutere intentie om over te gaan tot zelfrealisatie, en er voor een gestaafd verzoek nog een bijkomende termijn geldt van 70 dagen na het beëindigen van het openbaar onderzoek.
De eerste vraag werd dus door het Hof negatief beantwoord.
De tweede vraag die de Vrederechter aan het Hof voorlegde was of er geen sprake was van een ongelijke behandeling tussen eigenaars/zakelijk gerechtigden die hun verzoek tijdig indienden en deze die hun verzoek laattijdig indienden, nu de ene eigenaar/zakelijk gerechtigde dan mogelijks wel mag overgaan tot zelfrealisatie, terwijl de andere eigenaar/zakelijk gerechtigde die ook tot zelfrealisatie wenste over te gaan, zal worden onteigend.
Met betrekking tot de tweede vraag antwoorde het Hof dat een verschillende behandeling van personen die hun rechten tijdig uitoefenen en van personenen die dat niet doen geen discriminatie uitmaakt. Er is volgens het Hof maar sprake van discriminatie indien de toepassing van de vervaltermijn tot onevenredige beperkingen zou leiden van de rechten van de betrokken personen. Het Hof was reeds bij het beantwoorden van de eerste vraag tot de conclusie gekomen dat dit niet het geval was.
Conclusie
Het Grondwettelijk Hof acht de vervaltermijn voor het indienen van een gestaafd verzoek tot zelfrealisatie geen schending van het gelijkheidsbeginsel, noch van het recht op eigendom.
U doet er dan ook goed aan om de vervaltermijn te respecteren en uw verzoek tot zelfrealisatie correct en (dus ook) tijdig te formuleren.
Hebt u hierover nog vragen, of hebt u andere vragen met betrekking tot onteigeningen, wendt u dan tot onze specialisten onteigeningsrecht.