23 september 2016
Potpourri II – wet
Thans zijn er in de media enorm veel persberichten over criminaliteit en het feit dat het gerecht niet goed draait. Met de nieuwe Potpourri II-wet van 5 februari 2016 tot wijziging van het strafrecht en het strafprocesrecht heeft men getracht om aan een aantal onvolkomenheden tegemoet te komen, met de bedoeling het gerechtelijk apparaat beter te laten draaien, efficiënter te kunnen optreden en sneller te laten werken. Inhoudelijk bestaat deze wet uit een mix van materieel en procedureel strafrecht. De meest ingrijpende en bekritiseerde wijziging is de uitbreiding van de correctionaliseerbaarheid. In principe zijn alle misdaden -ook de allerzwaarsten- steeds voor correctionalisering vatbaar. Deze veralgemeende correctionaliseerbaarheid impliceert logischerwijze dat het Hof van Assisen een soort uitzonderingsprocedure is geworden. Daarnaast werd met Potpourri II een strafmaat toegevoegd die we vroeger niet kenden, zijnde een criminele straf in de categorie 30 tot 40 jaar. Hoewel geen enkele misdaad vandaag voorziet in deze strafmaat, is het evenwel mogelijk dergelijke straf op te leggen ingevolge verzachtende omstandigheden. Een misdaad strafbaar met levenslange opsluiting kan op deze manier resulteren in een opsluiting van maximaal 40 jaar, zijnde één gradatie lager (Art. 80 Sw.). In feite is men dus repressiever geworden. Een andere interessante wijziging is de invoering van de guilty plea, welk een vereenvoudigde wijze van afhandeling van strafzaken beoogt. De Procureur des Konings heeft de mogelijkheid om een akkoord voor te stellen aan beklaagde in een situatie waarin de Procureur meent dat hij in het concreet geval niet meer gaat moeten vorderen dan een hoofdgevangenisstraf van vijf jaar. Wanneer de beklaagde schuld bekent, zal de Procureur een lagere sanctie vorderen. Indien het inderdaad tot dergelijk akkoord komt, dient het nog door de rechtbank te worden bekrachtigd. Hoewel het idee achter de guilty plea -het vermijden van lange procedures- goed is, rijst de vraag of het toepassingsgebied in België niet te beperkt is. In de Anglo-Amerikaanse rechtssystemen is dit concept reeds lange tijd ingeburgerd, maar of dit in België hetzelfde resultaat zal hebben, is nog maar de vraag. Er moet een onderzoek zijn, er wordt een akkoord gesloten en men moet naar de rechter voor bekrachtiging. Ook de rechter zal aldus op zijn beurt de zaak bekijken, waardoor het bediscussieerbaar is of dergelijke guilty plea wel zo efficiënt is. Bovendien wordt er (te?) veel macht toebedeeld aan de Procureur des Konings. Een wijziging van een andere aard is dat de strafrechter dwingende conclusietermijnen kan bepalen, gelijkaardig aan de burgerlijke rechtspleging. Tevens zal men bij het instellen van hoger beroep in strafzaken voortaan verplicht zijn om de grieven tegen het bestreden vonnis te formuleren in een verzoekschrift. Hoewel de Potpourri II-wet heel wat veelbelovende doelstellingen voor ogen heeft, zorgen de concrete wijzigingen voor heel wat kritiek. De vraag is voornamelijk of deze wel het verhoopte resultaat zullen hebben. Vooral op principieel vlak kunnen er serieuze vragen gesteld worden. Gaat het wel allemaal sneller gaan? En gaat dit niet ten koste van de kwaliteit?