6 februari 2023

Verjaring van de vordering tot nietigheid in het nieuwe verbintenissenrecht

In onze eerdere blogberichten over het nieuwe verbintenissenrecht kon u al kennis maken met een aantal van de belangrijkste nieuwigheden die de wetgever heeft voorzien in Boek 5 van het nieuw Burgerlijk Wetboek. Dit boek trad in werking op 1 januari 2023.

In deze blog behandelen wij de verjaring van de bevoegdheid tot nietigverklaring (artikel 5.60 BW).

Vele verjaringstermijnen

Vordering tot nietigverklaring

Wanneer de geldigheidsvereisten van een overeenkomst niet werden nageleefd, kan u de overeenkomst nietig laten verklaren. Een nietigheidsvordering kan echter niet te allen tijde worden ingesteld. Onder het oude recht gold zowel voor de relatieve als voor de absolute nietigheid eenzelfde verjaringstermijn van 10 jaar. De rechtsleer was het evenwel oneens over welk moment als startpunt van de verjaringstermijn moest worden aangenomen. Zowel de datum van contractsluiting  als het ogenblik waarop de nietigheid voor afstand vatbaar is, werden als relevant aanvangspunt naar voren geschoven.

In het nieuwe verbintenissenrecht wordt de nietigheid (door middel van vordering of kennisgeving) zowel voor relatieve als absolute nietigheden gekoppeld aan een dubbele verjaringstermijn (artikel 5.60, eerste lid BW). Zodra een van beide termijnen is verstreken, is de vordering tot nietigverklaring verjaard.

Ten eerste geldt een verjaringstermijn van 5 jaar, te rekenen vanaf de dag nadat diegene die zich op de nietigheidsgrond beroept:

  1. kennis heeft van de nietigheidsgrond
  2. én geldig afstand kan doen van het recht om zich erop te beroepen.

Wat de eerste voorwaarde betreft, verduidelijkt de memorie van toelichting dat het moet gaan om een daadwerkelijke kennisname.

De tweede voorwaarde is uiteraard enkel van toepassing op de relatieve nietigheid, aangezien van een absolute nietigheidsgrond nooit rechtsgeldig afstand kan worden gedaan (zie hiervoor artikel 5.61, laatste lid BW).

Ten tweede is de vordering tot nietigverklaring ook onderworpen aan een verjaringstermijn van 20 jaar. Die termijn vangt aan de dag volgend op de dag waarop de overeenkomst gesloten werd. De termijn van 20 jaar vormt de absolute bovengrens. Het is dus niet mogelijk om meer dan 20 jaar na het sluiten van een overeenkomst alsnog de nietigheid ervan te vorderen.

De verjaringstermijnen inzake de nietigheid worden daarmee afgestemd op de verjaringstermijnen in het buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht.

Exceptie van nietigheid

De exceptie van nietigheid verjaart niet (artikel 5.60, tweede lid BW). Dit is belangrijk voor de hypothese waarin de verjaringstermijn van de nietigheidsvordering is verstreken. Wanneer een contractspartij dan de uitvoering van het (vernietigbaar) contract vordert, kan de schuldenaar zich met een exceptie van nietigheid alsnog verweren tegen die vordering.

Meer concrete modaliteiten over de exceptie van nietigheid worden in het nieuwe boek 5 BW niet weergegeven. Bijgevolg rijzen hierover nog heel wat vragen. Het is bijvoorbeeld onduidelijk of de exceptie van nietigheid al dan niet kan worden toegepast indien het contract reeds gedeeltelijk uitvoering heeft gekregen.

Op het eerste gezicht lijkt het vreemd dat de onverjaarbare exceptie van nietigheid in dergelijk geval nog kan worden uitgeoefend. Immers zou een contractspartij dan de verjaring van de vordering tot nietigverklaring van een overeenkomst waaraan hij reeds gedeeltelijk uitvoering gaf, kunnen omzeilen. Zulks strookt niet met het opzet van de wetgever om de verjaringsregels aan te passen in functie van de rechtszekerheid.

Ook onder het oude verbintenissenrecht gold bovendien als uitgangspunt dat de exceptie van nietigheid niet meer kon worden opgeworpen wanneer de overeenkomst al gedeeltelijk was uitgevoerd. Die traditionele opvatting werd echter ook sterk bekritiseerd. Zo zou een exceptie van absolute nietigheid volgens recente rechtspraak van het Hof van Cassatie en bepaalde rechtsleer nog steeds kunnen worden ingeroepen in geval van gedeeltelijke uitvoering.

De wetgever neemt in het nieuwe boek 5 van het Burgerlijk Wetboek over de kwestie geen standpunt in, waardoor de onduidelijkheid hierover blijft bestaan. Wellicht moet worden aangenomen dat de wetgever niet heeft willen afstappen van het door het Hof van Cassatie ontwikkelde standpunt, zodat de exceptie van absolute nietigheid wel kan worden ingeroepen in geval van gedeeltelijke uitvoering.

Conclusie

Voor de verjaring van de nietigheidsvordering geldt thans een dubbele termijn die in lijn ligt met de verjaringsregels inzake buitencontractuele aansprakelijkheid.

Daarnaast is de exceptie van nietigheid ook onder het nieuwe verbintenissenrecht niet onderhevig aan verjaring. Men kan dit nog steeds opwerpen wanneer de verjaringstermijn van de nietigheidsvordering is verstreken.

Heeft u nog vragen over deze nieuwe wetgeving? Neem dan zeker contact op met onze specialisten verbintenissenrecht zodat wij u op maat kunnen adviseren.

Robin Madereel, Geert de Hoon en Ilse De Geyter

Ilse De Geyter

Ilse De Geyter is in de expertise bouw- en vastgoedrecht actief in bouwgeschillen en huur verhuur van onroerend goed. Haar directe communicatie, daadkracht en persoonlijke ervaring in eigen bouwprojecten komen van pas bij (zowel minnelijke als gerechtelijke) expertises en de opvolging van bouwgeschillen. Zij staat verschillende cliënten bij in de huur verhuur van vastgoed. In de expertise ondernemingsrecht is zij actief in contractenrecht, commerciële geschillen, tuchtrecht en incasso.

Zij is proactief, direct, resultaatgericht en nabij in de uitvoering.