3 september 2018

(Nieuwe) regeling voor woonreservegebieden

De decreetgever werkt aan een nieuwe regeling voor woonreservegebieden.

De term ìwoonreservegebiedenî is een verzamelterm die door de decreetgever gebruikt wordt voor meerdere soorten gebieden die woonaanbod vormen naast het ìgewoneî woongebied. Het gaat om de woonuitbreidingsgebieden, zoals geregeld door artikel 5.1.1 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de gewestplannen en de ontwerp-gewestplannen (ìInrichtingsbesluit 1972î), en specifieke reservegebieden aangeduid met bijzondere (aanvullende) gewestplanvoorschriften (dus slechts in ÈÈn of meer specifieke oorspronkelijke gewestplannen of latere gewestplanwijzigingen gebruikt), meer bepaald reservegebieden voor woonwijken, woonreservegebieden en woonaansnijdingsgebieden.

De huidige regeling m.b.t. de ontwikkeling van deze gebieden is bijzonder complex. De wetgever vindt het dan ook tijd om aan een nieuwe regeling te werken. De voorgestelde krachtlijnen daarvan zijn de volgende:

ï Het zonevreemd karakter van bestaande woningen in ìniet-geordendî woonuitbreidingsgebied komt te vervallen, en via verkaveling of groepswoningbouw geordende delen van woonuitbreidingsgebieden krijgen het statuut van woongebied, om gewenste evoluties (functievermenging, ruimtelijk rendement) mogelijk te maken.
ï Er wordt een specifieke decretale regeling opgenomen voor de zogenaamde restpercelen.
ï Als een gemeente in haar nieuw gemeentelijk ruimtelijk beleidsplan na afweging tot de conclusie komt dat een ontwikkeling voor wonen gewenst is (en er is vanuit provinciaal of gewestelijk niveau geen voorbehoud gemaakt bij die optie uit het gemeentelijk ruimtelijk beleidsplan), dan is rechtstreekse aansnijding van (de betrokken delen van) het woonuitbreidingsgebied in het vergunningenbeleid mogelijk
conform de voorschriften van het Inrichtingsbesluit van 1972 voor wonen. Op de regeling in het vorige punt na, is rechtstreekse aansnijding via groepswoningbouw of globale verkaveling niet langer mogelijk. Er is steeds een goedkeuring op Vlaams niveau nodig van een gemeentelijk voorstel tot woonontwikkeling. Het gemeentelijk voorstel moet conform zijn met de gemeentelijke
ruimtelijke beleidsopties en een woonbehoefteninschatting, en de Vlaamse Regering beoordeelt het voorstel rekening houdend met de principes van het BRV.
ï De gemeenteraad spreekt zich op eigen initiatief of op verzoek van een particulier uit over de ontwikkelingsmogelijkheden van een nog onbebouwd woonuitbreidingsgebied op haar grondgebied. Ze kiest voor woonontwikkeling, behoud van open ruimte of een bedrijfs-, recreatie- of openbare nutsbestemming. Er is een voorafgaand advies van de Gecoro.
ï De deputatie geeft advies.
ï Een voorstel tot woonontwikkeling vindt alleen doorgang als de Vlaamse Regering het goedkeurt (cf. supra). Bij afkeuring moet de Vlaamse Regering binnen de twee jaar een RUP voorlopig en binnen de vier jaar definitief vaststellen met een open ruimtebestemming. Stelt de gemeente het behoud van open ruimte voor, dan wordt het gebied eveneens meegenomen in een gewestelijk planinitiatief voor open ruimte. De andere voorstellen (bedrijfsbestemming, openbaar nut, recreatie) moeten ook de goedkeuring krijgen van de Vlaamse Regering maar leiden tot gemeentelijk planinitiatief.
ï Elke ontwikkeling in (voormalig) woonuitbreidingsgebied, met uitzondering van de bebouwing van restpercelen, moet beantwoorden aan door de Vlaamse regering nader te specificeren criteria i.v.m. dichtheid, groenvoorzieningen e.d. (ìstate of the artî- ontwikkeling cf. de BRV-principes)
ï Het toepassingsgebied van de decretale regeling wordt uitgebreid naar de reservegebieden voor woonwijken, woonreservegebieden en woonaansnijdingsgebieden.

De mogelijkheid om een woonuitbreidingsgebied aan te snijden en te ordenen via planinitiatief (door een RUP) wordt ongemoeid gelaten. Overigens vervangen de voorschriften van een RUP de voorschriften van het gewestplan, en is dus na vaststelling van het RUP geen sprake meer van een woonuitbreidingsgebied. Zoals hierboven al vermeld, bestaan er naast de woonuitbreidingsgebieden nog andere woonreservegebieden. Deze gebieden hebben een vergelijkbare functie als de woonuitbreidingsgebieden, en hebben ook een vergelijkbaar regime m.n. de ontwikkeling wordt afhankelijk gesteld van de vervulling van een aantal voorwaarden (voorafgaande beslissing over de globale ordening vb.).

De vergelijkbaarheid qua functie en regime zijn voldoende argumenten om de hierboven voorgestelde regeling m.b.t. woonuitbreidingsgebieden ook van toepassing te verklaren op de andere woonreservegebieden. De nieuwe bepalingen zijn dan ook in die zin uitgewerkt.

Met de voorgestelde tekst wordt het mogelijk om op korte of middellange termijn duidelijkheid te creÎren in verband met het perspectief voor de woonreservegebieden.
Gemeentebesturen maar ook particulieren kunnen een beslissing agenderen.

Opgelet: dit is (nog maar) een voorontwerp. Dit moet eerst nog voorgelegd worden voor advies aan de Raad van State en aan de Strategische adviesraden. Wij volgen dit uiteraard verder op.

(zie Voorontwerp van decreet tot wijziging van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, wat betreft de ontwikkelingsmogelijkheden voor woonreservegebieden)