22 juli 2020

Categorieën: Vennootschapsrecht

Informatieverplichting arts: Cassatie oordeelt dat de kip voor het ei komt

Het staat als een paal boven water dat patiënten het recht hebben om geïnformeerd toe te stemmen in iedere tussenkomst van een arts. Jarenlang bestond er echter discussie of de arts moest bewijzen dat hij de patiënt correct had geïnformeerd, dan wel of de bewijslast bij de patiënt lag bij een schadegeval waarbij de patiënt beweert niet voldoende geïnformeerd te zijn. Tot nu, want het Hof van Cassatie heeft in een mijlpaalarrest de kwestie beslecht en geoordeeld dat de kip voor het ei komt…

 

De voorafgaande procedure

Het hof van beroep te Antwerpen oordeelde per arrest van 8 april 2019 dat de arts de verplichting heeft de patiënt voorafgaand te informeren over de mogelijke implicaties van de voorgenomen ingreep, waarbij het aan de arts is om afdoende te bewijzen dat hij de patiënt voorafgaand heeft geïnformeerd over de complicaties die zich tijdens de ingreep zouden kunnen voordoen.

Het hof van beroep stelde voorts dat de eigen verklaringen van de arts in dat verband geen bewijswaarde hebben en dat het consultatieverslag en het verslag van de operatiekamer op zichzelf niet voldoende zijn om te vermoeden dat de arts de patiënt informeerde over de mogelijke complicaties die eigen zijn aan de specifieke ingreep.

Ten slotte was het hof van beroep van oordeel dat het feit dat de patiënt na de consultatie enkele maanden wachtte alvorens de ingreep te laten uitvoeren, niet doet vermoeden dat de patiënt was ingelicht. Ook het feit dat de raadsgeneesheren van de patiënt na de ingreep eerst de piste van een fout van de arts bij de ingreep onderzochten, deed volgens het hof van beroep niet vermoeden dat de patiënt afdoende was geïnformeerd.

Derhalve oordeelde het hof van beroep dat bij gebrek aan bewijs de arts zijn informatieverplichting niet heeft voldaan.

 

De beslissing in cassatie

Het bewijsrechtelijk kader

Het Hof van Cassatie greep in haar arrest van 18 juni 2020 terug naar de gemeenrechtelijke bewijsregels om haar oordeel te staven.

Het in artikel 870 van het Gerechtelijk Wetboek vervatte rechtsbeginsel ‘actori incumbit probatio’ bepaalt dat iedere partij het bewijs moet leveren van de feiten die zij aanvoert. Overeenkomstig artikel 1315 van het Burgerlijk Wetboek moet hij die de uitvoering van een verbintenis vordert, het bestaan van die verbintenis bewijzen. Omgekeerd moet hij die beweert bevrijd te zijn, het bewijs leveren van de betaling of van het feit dat het tenietgaan

van zijn verbintenis heeft teweeggebracht.

Op basis van deze wettelijke bepalingen, stelde het Hof van Cassatie vast dat de bewijslast van de tot de aansprakelijkheid leidende gebeurtenis, de schade en het oorzakelijk verband tussen beide in principe op de benadeelde rust.

 

De Wet Patiëntenrechten

Verwijzend naar de Wet Patiëntenrechten, stelde het Hof vervolgens dat de patiënt het recht heeft om geïnformeerd, voorafgaandelijk en vrij toe te stemmen in iedere tussenkomst van de beroepsbeoefenaar.

Volgens het Hof hebben de inlichtingen die verstrekt moeten worden aan de patiënt met het oog op het verlenen van diens toestemming betrekking op het doel, de aard, de graad van urgentie, de duur, de frequentie, de voor de patiënt relevante tegenaanwijzingen, nevenwerkingen en risico's verbonden aan de tussenkomst, de nazorg, de mogelijke alternatieven en de financiële gevolgen. Ze betreffen bovendien de mogelijke gevolgen in geval van weigering of intrekking van de toestemming en andere door de patiënt of de beroepsbeoefenaar relevant geachte verduidelijkingen, desgevallend met inbegrip van de wettelijke bepalingen die met betrekking tot een tussenkomst dienen te worden nageleefd.

Vervolgens kwam het Hof van Cassatie tot een overweging die van het arrest een mijlpaalarrest maakt. Het Hof oordeelde immers dat wanneer de benadeelde patiënt aanvoert dat hij schade heeft geleden doordat de arts heeft nagelaten hem de in de Wet Patiëntenrechten bepaalde informatie te verschaffen, hij niet alleen moet bewijzen dat de arts hem de informatie daadwerkelijk had moeten geven, maar ook dat hij dat niet heeft gedaan.

Daar waar voordien de discussie bestond of de arts diende te bewijzen dat hij aan zijn informatieverplichting conform de Wet Patiëntenrechten heeft voldaan, dan wel dat de bewijslast ter zake bij de patiënt ligt, heeft het Hof thans de discussie beslecht en klaarheid geschapen voor zowel arts als patiënt.

 

Wat nu?

Het Hof van Cassatie heeft dan wel voor duidelijkheid gezorgd, de vraag stelt zich of de dubbele bewijsverplichting die het Hof aan patiënten oplegt niet te verregaand is.

Opdat een patiënt kan aantonen dat de arts verplicht was bepaalde informatie te geven, dient deze te weten dat de arts over deze informatie beschikte voor de ingreep én dat deze informatie relevant was voor de ingreep. Voor een patiënt die een medische leek is, kan zulks vanzelfsprekend een heuse opgave zijn.

De tweede bewijsverplichting is zo mogelijk nog moeilijker te voldoen voor de patiënt. Door te vereisen dat de patiënt aantoont dat de arts de informatie die hij verplicht was te geven niet heeft gegeven, rust op de patiënt aldus de verplichting om het bewijs van een negatief feit te leveren.

Hoewel de rechtszekerheid is gebaat bij dit arrest van ’s lands hoogste rechtscollege, kan men zich niettemin afvragen of daarvoor aan rechtvaardigheid is ingeboet…

Voor meer informatie over medisch recht en de informatieverplichtingen van de arts, kan u steeds terecht bij Forum Advocaten.

 

Vragen? Contacteer dan gerust mr. Geert de Hoon en mr. Ilse De Geyter

Ilse De Geyter

Ilse De Geyter is in de expertise bouw- en vastgoedrecht actief in bouwgeschillen en huur verhuur van onroerend goed. Haar directe communicatie, daadkracht en persoonlijke ervaring in eigen bouwprojecten komen van pas bij (zowel minnelijke als gerechtelijke) expertises en de opvolging van bouwgeschillen. Zij staat verschillende cliënten bij in de huur verhuur van vastgoed. In de expertise ondernemingsrecht is zij actief in contractenrecht, commerciële geschillen, tuchtrecht en incasso.

Zij is proactief, direct, resultaatgericht en nabij in de uitvoering.