20 december 2019

Categorieën: Vennootschapsrecht

Betekenen de nieuwe spelregels de ondergang van de contractvrijheid tussen ondernemingen?

Vanaf 1 december 2020 zullen er nieuwe regels gelden dewelke de contractvrijheid tussen ondernemingen op verregaande wijzen aan banden leggen. De contractvrijheid tussen ondernemingen dient in te boeten ten voordele van de bescherming van diezelfde ondernemingen.

De algemene idee van de wetgever is de bescherming van de zwakkere partij (denk aan KMO’s) tegen misbruik van onderhandelingsmacht door de sterkere partij. Deze laatste legt vaak contractuele voorwaarden op dewelke de zwakkere partij niet durft tegen te spreken en indien de sterkere partij de voorwaarden niet naleeft, durft de zwakkere partij hier uit angst niet tegen in te gaan (“fear factor”).

Waar dient u als onderneming rekening mee te houden bij het opstellen van contracten?  

 

Onrechtmatige bedingen

Toepassingsgebied

De Wet van 4 april 2019 is van toepassing op contracten tussen ondernemingen dewelke gesloten, verlengd, hernieuwd of gewijzigd worden ná 1 december 2020. Dit ongeacht de grootte, marktkracht en omzet van de onderneming en ongeacht de soort van de overeenkomst. Enkel overeenkomsten met betrekking tot financiële diensten en overheidsopdrachten worden uitgesloten.

De wetgever heeft zijn inspiratie gehaald uit de geldende regelgeving in de B2C-sfeer, alwaar de wetgever reeds enige tijd geleden heeft ingegrepen om onrechtmatige bedingen jegens consumenten aan te pakken.

De wetgeving zal in principe geen controle toestaan op de zogenaamde kernbedingen van de overeenkomst, zijnde de bedingen die het eigenlijk voorwerp van de overeenkomst uitmaken. Ook zal er niet gecontroleerd worden of de overeengekomen prijs in verhouding staat met de tegenprestatie. Dit evenwel op voorwaarde dat dergelijke bedingen duidelijk en begrijpelijk worden geformuleerd. Kernbedingen die niet transparant geformuleerd werden zijn aldus wél voor controle vatbaar.

Andere bedingen zoals prijsindexeringsclausules en schadebedingen kunnen evenwel onrechtmatig worden verklaard, ook al werden deze bedingen duidelijk geformuleerd in de overeenkomst.

 

Welke bedingen zijn onrechtmatig?

De algemene norm inzake onrechtmatige bedingen luidt als volgt:

“elk beding dat, alleen of in samenhang met één of meer andere bedingen, een kennelijk onevenwicht schept tussen de rechten en plichten van de partijen

Voor de beoordeling van deze algemene norm wordt onder meer rekening gehouden met de overige bedingen in de overeenkomst, de concrete omstandigheden bij het sluiten van de overeenkomst, de handelsgebruiken en de al dan niet duidelijke formulering van het beding.

Een louter economisch onevenwicht tussen partijen maakt een beding evenwel niet noodzakelijk onrechtmatig.

Naast de algemene norm werd er een zwarte lijst evenals een grijze lijst met bedingen ingevoerd.

Zijn hoe dan ook onrechtmatig (zwarte lijst), de bedingen die ertoe strekken:

  1. te voorzien in een onherroepelijke verbintenis van de andere partij terwijl de uitvoering van de prestaties van de onderneming onderworpen is aan een voorwaarde waarvan de verwezenlijking uitsluitend afhankelijk is van haar wil;
  2. de onderneming het eenzijdige recht te geven om een of ander beding van de overeenkomst te interpreteren;
  3. in geval van betwisting, de andere partij te doen afzien van elk middel van verhaal tegen de onderneming;
  4. op onweerlegbare wijze de kennisname of de aanvaarding van de andere partij vast te stellen met bedingen waarvan deze niet daadwerkelijk kennis heeft kunnen nemen vóór het sluiten van de overeenkomst.

 

Worden behoudens bewijs van het tegendeel vermoed onrechtmatig te zijn (grijze lijst) de bedingen die ertoe strekken :

  1. de onderneming het recht te verlenen om zonder geldige reden de prijs, de kenmerken of de voorwaarden van de overeenkomst eenzijdig te wijzigen;
  2. een overeenkomst van bepaalde duur stilzwijgend te verlengen of te vernieuwen, zonder opgave van een redelijke opzegtermijn;
  3. zonder tegenprestatie het economische risico op een partij leggen indien die normaliter op de andere onderneming of op een andere partij bij de overeenkomst rust;
  4. op ongepaste wijze de wettelijke rechten van een partij uit te sluiten of te beperken in geval van volledige of gedeelde wanprestatie of gebrekkige uitvoering door de andere onderneming van een van haar contractuele verplichtingen;
  5. onverminderd artikel 1184 van het Burgerlijk Wetboek, de partijen te verbinden zonder opgave van een redelijke opzegtermijn;
  6. de onderneming te ontslaan van haar aansprakelijkheid voor haar opzet, haar zware fout of voor die van haar aangestelden of, behoudens overmacht, voor het niet-uitvoeren van de essentiële verbintenissen die het voorwerp van de overeenkomst uitmaken;
  7. de bewijsmiddelen waarop de andere partij een beroep kan doen te beperken;
  8. in geval van niet-uitvoering of vertraging in de uitvoering van de verbintenissen van de andere partij, schadevergoedingsbedragen vast te stellen die kennelijk niet evenredig zijn aan het nadeel dat door de onderneming kan worden geleden.

 

Het vermoeden van onrechtmatigheid is in deze laatste acht gevallen dus weerlegbaar. Bedingen op de grijze lijst zijn enkel onrechtmatig indien de onderneming geen tegenbewijs kan leveren dat het beding in de concrete omstandigheden geen kennelijk onevenwicht tussen de rechten en verplichtingen van de partijen creëert en dus niet onrechtmatig is. Er wordt aanvaard dat het tegenbewijs kan worden geleverd door aan te tonen dat beide ondernemingen het beding wilden opnemen in de overeenkomst. Het spreekt voor zich dat het geen sinecure is om dergelijk tegenbewijs te leveren.

De sanctie bestaat uit de nietigheid van het onrechtmatig beding. De overeenkomst zelf blijft evenwel geldig, tenzij de overeenkomst zonder het beding in kwestie niet kan voortbestaan.

 

Misbruik van economische afhankelijkheid

Naast een verbod op onrechtmatige bedingen geldt er ook een verbod op misbruik van een positie van economische afhankelijkheid van een andere onderneming. Het gaat conform de wet om een “positie van onderworpenheid van een onderneming ten aanzien van één of meerdere andere ondernemingen gekenmerkt door de afwezigheid van een redelijk equivalent alternatief, beschikbaar binnen een redelijke termijn, en onder redelijke voorwaarden en kosten, die deze of elk van deze ondernemingen toelaten om prestaties of voorwaarden op te leggen die niet kunnen verkregen worden in normale marktomstandigheden.”

Er kan sprake zijn van misbruik bij:

  1. het weigeren van een verkoop, een aankoop of van andere transactievoorwaarden;
  2. het rechtstreeks of zijdelings opleggen van onbillijke aan- of verkoopprijzen of van andere onbillijke contractuele voorwaarden;
  3. het beperken van de productie, de afzet of de technische ontwikkeling ten nadele van de verbruikers;
  4. het toepassen ten opzichte van economische partners van ongelijke voorwaarden bij gelijkwaardige prestaties, hun daarmede nadeel berokkenend bij de mededinging;
  5. het feit dat het sluiten van overeenkomsten afhankelijk wordt gesteld van het aanvaarden door de economische partners van bijkomende prestaties, die naar hun aard of volgens het handelsgebruik geen verband houden met het onderwerp van deze overeenkomsten.

 

Bij misbruik kunnen er desgevallend sancties (geldboetes waarvan de hoogte afhankelijk is van de totale wereldwijde omzet van de onderneming) worden opgelegd door de Belgische Mededingingsautoriteit.

 

Misleidende en agressieve marktpraktijken

Tot slot beteugelt de wet tevens misleidende en agressieve praktijken tussen ondernemingen, in analogie met de regelgeving dewelke reeds geruime tijd bestaat jegens consumenten.

De misleidende en agressieve handelspraktijken kunnen zich niet enkel voordoen bij de uitvoering van het contract, maar ook precontractueel en postcontractueel.

 

Weg met de contractvrijheid?

Het is nog maar de vraag of de nieuwe regels de aloude contractvrijheid tussen ondernemingen niet té fel inperkt.

Daar waar ondernemingen hun contracten steeds vormgeven op basis van de ruime contractvrijheid, zal er na 1 december 2020 veel omzichtiger moeten worden omgegaan met bepaalde bedingen. Zelfs duidelijke afspraken tussen ondernemingen kunnen door de rechtbank onrechtmatig worden verklaard, hetgeen toch wel een serieuze grens stelt aan de traditionele contractvrijheid tussen ondernemingen. Dergelijke verregaande controle bestond reeds jegens consumenten, doch niet jegens ondernemingen.

In ieder geval is het noodzakelijk om uw overeenkomsten en algemene voorwaarden te laten doorlichten! U kan hiervoor uiteraard steeds bij ons terecht.

 

Auteurs: Annelies Janssen & Frederic Rosiers

Frederic Rosiers

Frederic Rosiers is in het praktijkgebied “Bouw, vastgoed en projectontwikkeling” actief in vastgoedtransacties, joint ventures, erfpacht- vruchtgebruik- en opstalconstructies. Door zijn ervaring en pragmatische aanpak vertalen de contracten het bereikte commerciële evenwicht en anticiperen zij op mogelijke geschillen. Als opgeleid bemiddelaar worden geschillen indien mogelijk buiten de rechtbank om geregeld.

Hij brengt sereniteit in discussies, is pragmatisch en oplossingsgericht en houdt rekening met hetgeen de cliënt echt belangrijk vindt.