
6 maart 2025
Het cruciale onderscheid tussen een aanvullend en een afwijkend BPA voor de toepassing van art. 4.4.9/1 VCRO
De langverwachte bouw van een sporthal in Hamont-Achel kan niet starten door een afwijkend bijzonder plan van aanleg (BPA). De Raad voor Vergunningsbetwistingen heeft de vergunning geschorst, wat de toekomst van het project in twijfel trekt. Wat betekent deze juridische beslissing voor de specifieke afwijkingsregel uit artikel 4.4.9/1 VCRO ?
De voorschriften van een BPA als weigeringsmotief voor een omgevingsvergunning
Volgens artikel 4.3.1, §1 van de VCRO moet een omgevingsvergunning worden geweigerd wanneer het voorwerp van de aanvraag onverenigbaar is met de stedenbouwkundige voorschriften van onder meer een bijzonder plan van aanleg (BPA), tenzij daarvan op rechtsgeldige wijze kan worden afgeweken.
Er wordt een afwijkingsmogelijkheid voorzien in artikel 4.4.9/1 van de VCRO. Dit artikel regelt de mogelijkheid om af te wijken van stedenbouwkundige voorschriften van een BPA dat ouder is dan vijftien jaar. Het is volgens de decreetgever de bedoeling om in bepaalde gevallen terug te grijpen naar de onderliggende gewestplanbestemming wanneer de voorschriften van een verouderd aanvullend BPA niet meer passend zijn.
Artikel 4.4.9/1 VCRO bevat dus een bijzondere afwijkingsmogelijkheid van individuele voorschriften van een BPA ouder dan vijftien jaar. Wanneer deze afwijkingsmogelijkheid wordt toegepast, betekent dit niet dat het volledige plan buiten toepassing wordt gesteld. De overige voorschriften van het BPA blijven in principe van kracht.
Uit de parlementaire voorbereiding blijkt dat deze afwijkingsregeling strikt geïnterpreteerd moet worden en dat deze regeling geen recht op een afwijking verleent. Vervolgens moet deze afwijkingsmogelijkheid dan ook onderworpen worden aan een openbaar onderzoek om de rechten van derden te vrijwaren. De aanvraag moet bijgevolg nog steeds getoetst worden aan de goede ruimtelijke ordening, rekening houdend met de in de omgeving bestaande toestand.
Het cruciale onderscheid tussen een aanvullend, dan wel afwijkend BPA voor de toepassing van art. 4.4.9/1 VCRO
Om in aanmerking te komen voor de afwijkingsmogelijkheid van artikel 4.4.9/1 VCRO, moet het gaan om een bijzonder plan van aanleg (BPA) dat ouder is dan 15 jaar op het moment van de indiening van de aanvraag.
Deze afwijkingsmogelijkheid geldt uitsluitend voor aanvullende BPA’s. Aanvullende BPA’s bevatten voorschriften die een aanvulling en/of verfijning vormen op de voorschriften van het Inrichtings-KB van 28 december 1972.
Een BPA kan echter ook een afwijkend karakter hebben, waarbij de voorschriften van het Inrichtings-KB worden verruimd of in het geheel worden vervangen door andersluidende (bestemmings)voorschriften.
De Raad voor Vergunningsbetwistingen oordeelde in een princiepsarrest van 14 maart 2024 (nr. RvVb-A-2324-0531) dat een BPA in zijn geheel bekeken moet worden om te bepalen of dit BPA aanvullend dan wel afwijkend is.
De kwalificatie van het BPA, in de eerste plaats door de vergunningverlenende overheid zelf, is dus cruciaal om rechtsgeldig toepassing te kunnen maken van art. 4.4.9/1 VCRO.
Sporthal Hamont-Achel
Het belang van deze kwalificatie blijkt eens te meer uit een UDN-schorsingsarrest van de Raad voor Vergunningsbetwistingen van 5 maart 2025 (nr. RvVb-UDN-2425-0562). Met dit arrest heeft de Raad de vergunning voor de bouw van een nieuwe sporthal in Hamont-Achel bij uiterst dringende noodzakelijkheid geschorst.
De voor de Raad bestreden vergunning werd verleend met toepassing van artikel 4.4.9/1 VCRO. Een toepassing van art. 4.4.9/1 VCRO bleek noodzakelijk omdat de aanvraag principieel strijdig was met de stedenbouwkundige voorschriften uit het BPA Achel Centrum. De geplande sporthal zou hoger worden en het terrein zou meer verhard worden dan wat het BPA toelaat.
In zijn UDN-schorsingsarrest van 5 maart 2025 stelt de Raad voor Vergunningsbetwistingen vast dat de plannende overheid zélf het BPA Achel Centrum expliciet heeft opgevat en bestempeld als een afwijkend BPA. Dit blijkt ook uit de inhoud van het BPA, waarin o.m. een gedeelte “woongebied” werd omgezet naar (bijkomende) “zone voor openbaar nut” en een zone voor “ambachtelijke bedrijven en kmo’s” gedeeltelijk werd ingekleurd als “woongebied”. Uit dit feitelijk, in concreto onderzoek naar de aard van het BPA leidt de Raad voor Vergunningsbetwistingen terecht af dat er sprake is van een aanvullend BPA. Bij uitbreiding kon de Deputatie van de provincie Limburg niet rechtsgeldig gebruik maken van de afwijkingsmogelijkheid van art. 4.4.9/1 VCRO.
Deze uitspraak van de Raad – met verstrekkende gevolgen voor de beoogde realisatie van een sporthal – toont nogmaals het belang aan van een grondig onderzoek naar het statuut van een BPA. Enkel wanneer het BPA aanvullend blijkt t.o.v. de onderliggende gewestplanbestemmingen, zal de vergunningverlenende overheid nuttig en wettig toepassing kunnen maken van art. 4.4.9/1 VCRO.
Heeft u vragen over het indienen van uw vergunningsaanvraag? Neem dan contact op met een van onze specialisten in het omgevingsrecht. Wij helpen u graag verder.