9 januari 2025
Inwerkingtreding boek 6: wat is de impact op de bouwsector?
Met de jaarwisseling trad het Boek 6 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek in werking. De wetgeving omtrent de buitencontractuele aansprakelijkheid van (onder)aannemers is daardoor aanzienlijk veranderd. Deze wijzigingen hebben impact op zowel de bouwheer, als op (onder)aannemers. Wat verandert er precies en waarop dient men sinds 1 januari 2025 te letten?
Situatie onder het oude recht
Het oude recht wordt gekenmerkt door de quasi-immuniteit van de uitvoeringsagent en het relatief samenloopverbod. Deze rechtsfiguren maakten de positie van de bouwheer die zijn schade, veroorzaakt door een onderaannemer, wou verhalen op de onderaannemer, dan wel de hoofdaannemer niet al te gunstig.
In een contractuele verhouding waarbij bouwheer A een aannemingsovereenkomst sloot met hoofdaannemer B, die op zijn beurt beroep deed op onderaannemer C voor bepaalde werkzaamheden, waren de verhaalsmogelijkheden voor A eerder beperkt indien C bij de uitvoering van de werkzaamheden schade had veroorzaakt aan A.
Onder het oude recht kon A, gelet op de bovenstaande twee rechtsfiguren, C quasi nooit rechtstreeks aanspreken. Op contractuele wijze kon zij dit evident niet, aangezien A geen contractuele relatie heeft met C. Echter waren de buitencontractuele mogelijkheden ook zeer beperkt, gelet op de quasi-immuniteit van de uitvoeringsagent. Dit was een verregaande bescherming van onderaannemer C, waarbij bouwheer A, C enkel en alleen rechtstreeks (buitencontractueel) aansprakelijk kon stellen, indien de volgende drie cumulatieve voorwaarden vervuld waren:
- De fout van C was geen contractuele wanprestatie (vb. een misdrijf);
- De fout maakte een inbreuk uit op de algemene zorgvuldigheidsplicht;
- De schade was anders dan die wegens een slechte uitvoering van het contract.
In alle andere gevallen kon A slechts een contractuele vordering instellen tegen B, voor zover een exoneratiebeding dit niet uitsloot. Het relatieve samenloopverbod gaf namelijk voorrang aan het contractuele aansprakelijkheidsregime. Bijgevolg had A niet de keuze om zijn vordering te stoelen op een buitencontractuele aansprakelijkheidsgrond.
Situatie sinds 1/1/2025
Afschaffing quasi-immuniteit van de uitvoeringsagent en relatieve samenloopverbod
Het boek 6 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek heft de quasi-immuniteit van de uitvoeringsagent en het relatieve samenloopverbod op. De nieuwe regels, vastgelegd in artikel 6.3, bieden meer flexibiliteit voor buitencontractuele vorderingen, mits aan de voorwaarden voor buitencontractuele aansprakelijkheid is voldaan. Deze regels zijn van aanvullend recht, wat betekent dat partijen ze contractueel kunnen aanpassen of uitsluiten.
Daardoor heeft bouwheer A in het huidige recht de keuze om een contractuele of buitencontractuele vordering in te stellen tegen hoofdaannemer B, ofwel een buitencontractuele vordering tegen onderaannemer C, mits de wanprestatie en schade bewezen zijn.
Indien onderaannemer C rechtstreeks wordt aangesproken door A, zal hij dezelfde verweermiddelen kunnen inroepen dan degene waarover hoofdaannemer B beschikt op grond van de aannemingsovereenkomst. Het is namelijk niet de bedoeling geweest van de wetgever om op slinkse wijze C te kunnen aanspreken, daar waar B niet aansprakelijk kan worden gesteld gelet op bepaalde exoneratiebedingen. Daarnaast kan C ook verweermiddelen putten uit haar eigen contractuele relatie met de hoofdaannemer B. Zodoende zal zij jegens A niet tot meer gehouden zijn, dan dat zij gehouden is ten aanzien van B.
Hoewel artikel 6.3 van het Nieuw Burgerlijk Wetboek van aanvullend recht is, kan men zich niet rechtsgeldig exonereren voor haar opzettelijke fout en fouten die de fysieke of psychische integriteit van A aantasten.
Deze wijzigingen versterken de positie van de bouwheer aanzienlijk. De mogelijkheid om rechtstreeks een vordering tegen een onderaannemer in te stellen, biedt meer flexibiliteit en geeft de bouwheer meer verhaalsmogelijkheden.
Contractuele implicaties
Door de afschaffing van de quasi-immuniteit van de uitvoeringsagent en het relatieve samenloopverbod dient men extra waakzaam te zijn bij contractsluiting. Als hoofdaannemer dient u zich ervan bewust te zijn dat een bouwheer in de regel zowel een contractuele als een buitencontractuele vordering tegen u kan instellen, mits aan de voorwaarden is voldaan. Het kan daarom raadzaam zijn om een conventioneel samenloopverbod te stipuleren. Zodoende wordt een buitencontractuele vordering alsnog uitgesloten en kan een bouwheer u toch slechts contractueel aanspreken.
Als onderaannemer dient u zich ervan bewust te zijn bij contractsluiting dat u contractuele uitsluitingsgronden voorziet die u voldoende beschermen bij een rechtstreekse vordering van een bouwheer. De conventionele exoneratieclausules tussen hoofd- en onderaannemer kunnen namelijk ook worden opgeworpen tussen onderaannemer en bouwheer.
De inwerkingtreding van Boek 6 vergt bijgevolg het nazicht van uw contractuele voorwaarden. Beoordeel zorgvuldig welke exoneratieclausules u reeds hanteert en of deze afdoende bescherming bieden.
Heeft u vragen of wilt u juridisch worden geadviseerd omtrent de contractuele voorwaarden van uw (onder)aannemingsovereenkomst? Neem dan zeker contact op met onze advocaten bouwrecht zodat wij u op maat kunnen adviseren.