18 juni 2024
Impact nieuw Boek VI Burgerlijk Wetboek op de bouwsector: buitencontractuele aansprakelijkheid van de (onder)aannemer
Op 1 februari 2024 werd het nieuwe Boek VI goedgekeurd. Het zal in werking treden op 1 januari 2025. Wat zijn de gevolgen van de inwerkingtreding op het aannemingsrecht en waarvoor dient men nu al alert te zijn?
Situatie onder het oude recht
Onder het huidig recht kent men de figuur van de quasi-immuniteit van de uitvoeringsagent en het relatief samenloopverbod. Deze figuren zijn bepalend voor de verhaalmogelijkheden van de opdrachtgever/bouwheer ten aanzien van zijn aannemer en diens onderaannemer wanneer zich schade voordoet, veroorzaakt door een hulppersoon.
Neem bijvoorbeeld de situatie waarin A, de bouwheer, een aannemingsovereenkomst sluit met B voor de uitvoering van werken. Voor de uitvoering van deze werken doet B deels beroep op zijn onderaannemer C. C kwalificeert men als een hulppersoon of uitvoeringsagent. Tijdens diens werkzaamheden veroorzaakt hij schade aan A. Kan A zijn schade dan verhalen op C? Onder het oude recht is het antwoord neen, behalve in uitzonderlijke gevallen. Er is geen contractuele relatie tussen A en C, dus A kan zich niet beroepen op de contractuele aansprakelijkheid van C. Gelet op de quasi-immuniteit van de uitvoeringsagent C, kan A C evenmin buitencontractueel aanspreken ter vergoeding van zijn schade. A zal enkel een rechtstreeks vorderingsrecht hebben op zijn hoofdaannemer B, in de mate dat een exoneratiebeding dit niet beperkt of uitsluit. Dit kan zij enkel op basis van de contractuele verhouding. Een buitencontractuele vordering tussen A en B is niet mogelijk, gelet op het relatief verbod op samenloop. Onder het geldend recht geniet A dus geen gunstige positie bij het optreden van een schadegeval veroorzaakt door een onderaannemer van B. Zijn verhaalsmogelijkheden zijn zeer beperkt.
Wijzigingen in het nieuwe recht
In het nieuwe Boek VI worden de figuur van de quasi-immuniteit van de uitvoeringsagent en van het relatief samenloopverbod geschrapt. De buitencontractuele verhaalsmogelijkheden ten aanzien van hulppersonen of uitvoeringsagenten worden geregeld in artikel 6.3 van het Nieuw Burgerlijk Wetboek. Deze bepaling is echter van aanvullend recht. Dit heeft tot gevolg dat partijen contractueel de buitencontractuele aansprakelijkheid van de (onder)aannemer kunnen beperken of uitsluiten. Onder het nieuwe recht heeft de bouwheer bijgevolg een betere positie.
Hij geniet er namelijk het keuzerecht om ingeval schade zich voordoet ingevolge een fout van onderaannemer C, hij ofwel B contractueel kan aanspreken ter vergoeding van deze schade ofwel zich hiervoor buitencontractueel kan richten tot onderaannemer C, indien zij bewijs levert dat de voorwaarden van diens buitencontractuele aansprakelijkheid zijn vervuld. Dit is een aanzienlijke vooruitgang van de positie van de bouwheer A in het aannemingsrecht, aangezien hij C nu ook rechtstreeks kan aanspreken en hij ten aanzien van B zowel contractueel, als buitencontractueel kan vorderen. De verweermiddelen die onderaannemer C zal kunnen aanwenden wanneer hij wordt aangesproken door de bouwheer A zijn dezelfde dan degene die de hoofdaannemer B zou kunnen aanwenden tegen de bouwheer A op basis van hun hoofdaannemingsovereenkomst. Exoneratieclausules die hierin werden opgenomen, kunnen bijgevolg worden opgeworpen door onderaannemer C tegen A. Daarnaast kan C evenwel de verweermiddelen aanwenden die toepassing kennen in de contractuele verhouding tussen C en de
hoofdaannemer B. Is C bijvoorbeeld een werknemer van B, dan zal hij zich kunnen beroepen op artikel 18 van de Arbeidsovereenkomstenwet die zijn aansprakelijkheid beperkt tot een herhaaldelijk lichte, zware en opzettelijke fout. Echter zal C zich nooit geldig kunnen exonereren voor zijn eigen opzettelijke fout of voor de aantasting van de fysieke, dan wel de psychische integriteit van A.
Alertheid bij redactie nieuwe (onder)aannemingsovereenkomst!
Het nieuwe boek VI treedt in werking op 1 januari 2025. Toch dient men nu al alert te zijn bij het sluiten van een nieuwe (onder)aannemingsovereenkomst, omdat de nieuwe regels ook van toepassing zullen zijn op bestaande en dus niet enkel op nieuwe aannemingsovereenkomsten. De nieuwe aansprakelijkheidsregels zullen echter wel enkel toepassing kennen op schadegevallen die plaatsvinden vanaf 1 januari 2025. Het is dus nuttig om nu al extra aandachtig te zijn wanneer u een nieuwe hoofdovereenkomst, dan wel een overeenkomst met een hulppersoon sluit. Het kan namelijk nuttig zijn om te bekijken welke clausule moet worden opgenomen omtrent de buitencontractuele aansprakelijkheid. Aangezien de nieuwe bepalingen van aanvullend recht zijn, kunnen ze namelijk worden gemoduleerd.
Zo kan het in de hoofdovereenkomst tussen de bouwheer en de hoofdaannemer aangewezen zijn om een conventioneel samenloopverbod te bedingen. Zo sluit u een buitencontractuele vorderingsmogelijkheid van A tegen B uit en zal A slechts een contractuele vordering hebben jegens B.
Daarnaast moet in de onderaannemingsovereenkomst tussen de hoofd- en onderaannemer worden bekeken of er voldoende aansprakelijkheidsbeperkende bepalingen worden voorzien. Dit is van belang omdat de onderaannemer C de verweermiddelen uit deze contractuele verhouding kan opwerpen bij een schadegeval ten aanzien van A.
Heeft u vragen of wilt u juridisch worden geadviseerd omtrent het ontwerp van uw (onder)aannemingsovereenkomst? Neem dan zeker contact op met onze advocaten bouwrecht zodat wij u op maat kunnen adviseren.