13 januari 2023
Aanvechten van een beslissing omgevingsvergunning: wanneer start mijn beroepstermijn?
Wanneer begint de beroepstermijn tegen een beslissing tot toekenning/afwijzing van een (omgevings)vergunning te lopen? Het is een cruciale vraag waarover echter veel onduidelijkheid bestond sinds vergunningsbeslissingen ook digitaal worden betekend via het omgevingsloket. Inmiddels lijkt de rechtspraak van de Raad voor Vergunningsbetwistingen een duidelijk standpunt te hebben ingenomen. Het moment waarop de beroepstermijn begint te lopen, zal verschillend zijn naargelang de hoedanigheid van de persoon aan wie wordt betekend.
Individuele betekening van de beslissing
Artikel 62 van het Omgevingsvergunningsbesluit stelt dat de beslissing van de vergunningverlenende overheid aan bepaalde personen verplicht individueel dient te worden betekend. Het gaat om de vergunningsaanvrager, de architect en de beroepsindiener/het betrokken publiek (artikel 62, eerste lid Omgevingsvergunningsbesluit).
Er geldt een beroepstermijn van 30 dagen, waarbinnen deze personen administratief beroep kunnen instellen. De termijn begint voor hen te lopen vanaf de dag na de datum van de betekening van de bestreden beslissing. Tegen een beslissing in laatste administratieve aanleg kan nog juridisch beroep worden ingesteld bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen. Er geldt dan een vervaltermijn van 45 dagen om beroep in stellen, andermaal te rekenen vanaf de dag na de datum van de betekening van de bestreden beslissing.
De vraag rijst wanneer de beroepstermijn aanvangt indien de betekening van de omgevingsvergunning zowel digitaal (via het omgevingsloket) als analoog (met een aangetekende zending) is gebeurd. De Raad voor Vergunningsbetwistingen oordeelde in het verleden dat in dergelijk geval de betekende partij het voor haar meest gunstige aanvangspunt mocht kiezen ter beoordeling van de tijdigheid van haar beroep bij de Raad (RvVb 11 februari 2020, nr.RvVb-A-1920-0548; RvVb (2e k.) 25 maart 2021, nr. RvVb-A-2021-0779). Dit was in de praktijk doorgaans de (tragere) aangetekende zending.
De Raad voor Vergunningsbetwistingen lijkt thans een strenger standpunt te hebben ingenomen. Bij zowel analoge als digitale betekening geldt voortaan dat in beginsel de digitale betekening via het omgevingsloket in rekening moet worden gebracht voor zover het eveneens een verplichte betekening betreft in de zin van artikel 62 van het Omgevingsvergunningsbesluit. Er is geen keuzemogelijkheid meer voor de vergunningsaanvrager of beroepende partij.
De vergunningverlenende overheid moet zich er wel van bewust zijn dat een dubbele betekening voor verwarring kan zorgen doordat bijvoorbeeld in de analoge betekening niet wordt gemeld dat enkel de digitale betekening als startpunt zou gelden. Indien zulke verwarring bestaat, mag dit niet in het nadeel uitdraaien voor de vergunningsaanvrager of beroepende partij en kan toch de dag na datum van ontvangst van de analoge zending worden aangenomen (RvVb 26 augustus 2021 nr. RvVb-A-2021-1301 en nr. RvVb-A-2021-1302 en RvVb 31 maart 2022, nr. RvVb-A-2122-0616).
Aanplakking van de beslissing
Bepaalde personen moeten, ondanks hun betrokkenheid bij de vergunningsaanvraag, niet verplicht individueel in kennis worden gesteld van de beslissing van de vergunningverlenende overheid. Dit is bijvoorbeeld het geval voor buurtbewoners die in het kader van een openbaar onderzoek bezwaren indienen. Zij worden slechts als ‘belanghebbende derden’ beschouwd.
Ook belanghebbende derden kunnen een administratief en/of jurisdictioneel beroep instellen tegen de toekenning van een omgevingsvergunning. Opnieuw geldt een termijn van 30 dagen om administratief beroep in te stellen en een termijn van 45 dagen om jurisdictioneel beroep in te stellen.
Het aanvangspunt van de beroepstermijn t.a.v. deze personen aan wie niet verplicht betekend dient te worden is echter anders dan voor een vergunningsaanvrager/beroepende partij t.a.v. wie wél verplicht betekend wordt. De beroepstermijn begint ten aanzien van een bezwaarindienende partij/belanghebbende derde immers te lopen vanaf de dag na de eerste dag van de aanplakking van de bestreden beslissing.
Het determinerende criterium voor de aanvang van de beroepstermijn van bezwaarindieners is dus de fysieke aanplakking. Indien de beslissing eveneens (vrijblijvend) wordt betekend via het omgevingsloket is dit niet relevant voor de berekening van hun beroepstermijn.
Het voorgaande blijkt ook uit verschillende recente arresten van de Raad voor Vergunningsbetwistingen (RvVb 13 januari 2022, nr. RvVb-A-2122-0339; RvVb 19 mei 2022, nr. RvVb-A-2122-0760 en nr. RvVb-A-2122-0775). Een recent auditoraatsverslag van de Raad van State sluit zich aan bij die rechtspraak (Aud. RvS 25 augustus 2022, A. 234.301/VII-41.191).
Ook in dit verband nam de Raad voor Vergunningsbetwistingen vroeger een milder standpunt in. Indien de einddatum van de beroepstermijn in het publiek omgevingsloket niet overeenstemde met de (werkelijke) uiterste termijn op basis van de aanplakking, kon toch worden uitgegaan van de vermelding in het publiek omgevingsloket. Derden zouden er immers op mogen vertrouwen dat de vermelde einddatum van de beroepstermijn in het omgevingsloket correct is (RvVb 13 augustus 2019, nr.RvVb-S-1819-1296). Dit uitgangspunt is zoals gesteld inmiddels verlaten, voor personen t.a.v. wie verplicht betekend dient te worden.
Conclusie
Het aanvangspunt van de beroepstermijn tegen een omgevingsvergunningsbeslissing verschilt naargelang het geval. De beroepstermijn voor een persoon t.a.v. wie de vergunningsbeslissing verplicht betekend moet worden, vangt aan de dag na de datum van de betekening. In beginsel geldt de digitale betekening via het omgevingsloket. Het aanvangspunt van de beroepstermijn voor een persoon t.a.v. wie de vergunningsbeslissing niet verplicht betekend moet worden (bijvoorbeeld een belanghebbende derde zoals een omwonende) is daarentegen niet de betekening, maar wel de aanplakking.
Reiner Tijs en Robin Madereel