21 december 2022

Categorieën: Overheidsrecht

Schadebedingen onder het nieuwe verbintenissenrecht: wat moet u weten?

In onze eerdere blogberichten over het nieuwe verbintenissenrecht, kon u al kennis maken met een aantal van de belangrijkste nieuwigheden die de wetgever heeft voorzien in Boek 5 van het nieuw Burgerlijk Wetboek. Nu de inwerkingtreding van Boek 5 met rasse schreden nadert, gaan we in deze blog wat dieper in op de nieuwe regeling m.b.t. een voor de praktijk zeer belangrijke clausule: het schadebeding (art. 5.88 (nieuw) BW).

Wat is een schadebeding?

Met een schadebeding kunnen partijen op voorhand – en dus op forfaitaire wijze – een vergoeding vastleggen die de schuldenaar in geval van toerekenbare niet-nakoming van een verbintenis verschuldigd zal zijn aan zijn schuldeiser. De niet-nakoming kan bestaan in het uitblijven van nakoming alsook in de vertraging in de uitvoering. Schadebedingen kunnen alle soorten schade, zowel de directe als de indirecte schade, beogen te vergoeden. Ook de morele, de materiële en de financiële schade kunnen door een schadebeding geviseerd zijn.

Schadebedingen zijn vooral op bewijsrechtelijk vlak bijzonder nuttig, vermits de schuldeiser noch het bestaan, noch de omvang van zijn schade moet bewijzen en beide partijen vooraf weten tot wat ze gerechtigd resp. gehouden zijn in geval van wanprestatie. Discussies omtrent de omvang van de werkelijke schade, kunnen aldus worden vermeden door het gebruik van een schadebeding.

Wat met overdreven schadebedingen?

Wanneer is een schadebeding overdreven?

Onder het huidige (oude) recht (art. 1231 (oud) BW), kan een schadebeding worden gematigd door de rechter indien het bedrag van de bedongen schadevergoeding de “potentieel voorzienbare schade” kennelijk overschreed. Dit complexe toetsingscriterium bleek in de praktijk echter moeilijk hanteerbaar, nu de rechter zich moest plaatsen in de positie van partijen bij contractsluiting (terwijl geschillen over schadebedingen zich gewoonlijk voordoen in de uitvoeringsfase van de overeenkomst).

Mede hierom, heeft de wetgever ervoor gekozen om de rechter onder het nieuwe recht een matigingsbevoegdheid toe te kennen in geval van “kennelijke onredelijkheid”. De verfijning bestaat er vooral in dat de rechter voortaan de (werkelijke en de potentiële) schade in aanmerking moet nemen, evenals alle andere omstandigheden, in het bijzonder de rechtmatige belangen van de schuldeiser.

Zo kan rekening worden gehouden met het belang van de schuldeiser om verdere niet-nakomingen te vermijden, alsook met situaties waarin het moeilijk is om de schade te bewijzen en/of te becijferen.

Er is en blijft echter slechts sprake van een marginale rechterlijke toetsing. Het onredelijk karakter van het schadebeding moet manifest zijn, opdat de rechter tot matiging van het schadebeding kan overgaan.

Wat zijn de grenzen van de rechterlijke matiging?

De matigingsbevoegdheid van de rechter vindt algemeen toepassing op alle soorten schadebedingen, ook wanneer zij (gedeeltelijk of volledig) een punitief karakter hebben. Om reden dat de kwalificatie “punitief” in de praktijk moeilijk af te bakenen is, geldt de regel van de matiging tot een redelijk bedrag of een redelijke prestatie (en niet de volledige nietigheid van het beding).

De werkelijke schade is dus niet langer de ondergrens van de matiging (zoals onder het huidige recht, art. 1231, §1, tweede lid (oud) BW).

Bij matiging van een schadebeding van toepassing op een geldschuld, kan de rechter de schuldenaar niet veroordelen tot een interest die lager is dan de wettelijke interest.

Uit de parlementaire voorbereiding blijkt dat deze gemeenrechtelijke bepaling geen afbreuk doet aan afwijkende, bijzondere wettelijke regels (zoals aan art. VI.83, 24° en 17° WER). Eveneens moet ervan uit worden gegaan dat het mogelijk blijft voor de rechter om een schadebeding te herleiden tot nul wanneer het beroep op het schadebeding rechtsmisbruik zou uitmaken.

Een te laag schadebeding, kan ten slotte door de rechter geherkwalificeerd worden als een bevrijdingsbeding.

Inwerkingtreding

Natuurlijk is het ook van belang om te weten wanneer deze nieuwe regeling in werking treedt. Gelet op de publicatie van het nieuwe Boek 5 “Verbintenissen” op 1 juli 2022, zal dit boek in werking treden op 1 januari 2023. De nieuwe wetgeving inzake schadebedingen zal, zoals heel Boek 5, van toepassing zijn op alle rechtshandelingen en rechtsfeiten die hebben plaatsgevonden na de inwerkingtreding van deze wet.

Partijen kunnen evenwel kiezen voor een opt-in, teneinde de nieuwe wetgeving eveneens toe te passen op contracten afgesloten vóór de inwerkingtreding.

Heeft u nog vragen over deze nieuwe wetgeving of twijfelt u om het nieuwe verbintenissenrecht nu reeds toe te passen op uw contracten? Neem dan zeker contact op met onze specialisten verbintenissenrecht zodat wij u op maat kunnen adviseren.

Ilse De Geyter & Geert de Hoon

Ilse De Geyter

Ilse De Geyter is in de expertise bouw- en vastgoedrecht actief in bouwgeschillen en huur verhuur van onroerend goed. Haar directe communicatie, daadkracht en persoonlijke ervaring in eigen bouwprojecten komen van pas bij (zowel minnelijke als gerechtelijke) expertises en de opvolging van bouwgeschillen. Zij staat verschillende cliënten bij in de huur verhuur van vastgoed. In de expertise ondernemingsrecht is zij actief in contractenrecht, commerciële geschillen, tuchtrecht en incasso.

Zij is proactief, direct, resultaatgericht en nabij in de uitvoering.