24 juni 2022
Een nieuwe stap in de gelijkschakeling van statutair en contractueel overheidspersoneel
De verschillen tussen contractueel en statutair overheidspersoneel zullen verder afnemen. De Vlaamse regering neemt daarvoor een initiatief. Recent publiceerde de regering haar voorontwerp van decreet tot wijziging van het Provinciedecreet van 9 december 2005 en het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur. Met dit voorontwerp wil de Vlaamse Regering haar beleidsdoelstelling uit het Regeerakkoord 2019-2024 realiseren en de verschillen tussen contractueel en statutair overheidspersoneel voor wat betreft de ontslagregeling wegwerken. Hierna leest u de belangrijkste wijzigingen en principes uit het voorontwerp.
Hoe ziet de huidige regeling eruit?
Op dit ogenblik bestaat er een onderscheid tussen contractueel en statutair overheidspersoneel voor wat betreft de ontslagregeling. De regelgeving ligt verspreid in verschillende rechtsbronnen.
Voor het contractueel overheidspersoneel zijn de ontslagregels voornamelijk te vinden in de Wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, het algemeen verbintenissenrecht en de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 109 van 12 februari 2014 betreffende de motivering van het ontslag.
Voor het statutair overheidspersoneel valt men terug op het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, het Provinciedecreet van 9 december 2005 en het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2007 houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie, de rechtspositieregeling en het mandaatstelsel van het gemeentepersoneel en het provinciepersoneel en houdende enkele bepalingen betreffende de rechtspositie van de secretaris en ontvanger van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.
De verschillen tussen contractueel en statutair overheidspersoneel situeren zich voornamelijk op het niveau van de ontslagregeling, de rechtsbescherming en de bevoegdheid van de instellingen die kennis kunnen nemen van betwistingen omtrent een ontslag van een overheidspersoneelslid.
Een gelijkschakeling dringt zich op
In het Regeerakkoord 2019-2024 schreef de Vlaamse Regering haar ambitie om de rechtspositieregeling voor het overheidspersoneel in de lokale en provinciale besturen te moderniseren en de verschillen tussen contractueel en statutair overheidspersoneel verder weg te werken. Dezelfde doelstelling vinden we terug in de Beleidsnota Binnenlands Bestuur en Stedenbeleid 2019-2024.
De laatste jaren doen lokale besturen meer en meer beroep op contractuele personeelsleden en is er een daling van het aantal statutaire personeelsleden vast te stellen, waardoor het moderniseren ervan noodzakelijk was.
Om in te spelen op deze tendens stelt de Vlaamse regering in haar voorontwerp van decreet dan ook voor om de regels die thans gelden voor het contractueel overheidspersoneel van toepassing te maken op het statutair overheidspersoneel van de lokale en provinciale besturen. Op het niveau van de rechtsbescherming van het statutair overheidspersoneel zullen de arbeidsgerechten bevoegd worden, zoals dit thans reeds het geval is voor het contractueel overheidspersoneel.
Dezelfde ontslagregeling voor contractanten en statutairen
In het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur (nieuw artikel 194/1) en in het Provinciedecreet van 9 december 2005 (nieuw artikel 111bis) zal worden opgenomen dat de beëindiging van de hoedanigheid van het statutaire personeelslid niet kennelijk onredelijk mag zijn. De beëindiging ervan mag enkel gebaseerd zijn op redenen die verband houden met het gedrag of de geschiktheid van het personeelslid of berusten op noodwendigheden voor de werking van het bestuur. Het mag geen beëindiging zijn waartoe nooit beslist zou zijn door een normale en redelijke werkgever.
Het is duidelijk dat de Vlaamse Regering haar inspiratie heeft gezocht in artikel 8 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 109. Dit artikel bepaalt immers dat het ontslag van een werknemer die is aangeworven voor onbepaalde tijd, dat gebaseerd is op redenen die geen verband houden met de geschiktheid of het gedrag van de werknemer of die niet berusten op de noodwendigheden inzake de werking van de onderneming, de instelling of de dienst en waartoe nooit beslist zou zijn door een normale en redelijke werkgever, een kennelijk onredelijk ontslag betreft.
Voorts wordt titel I, hoofdstuk IV van de Wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten van toepassing verklaard ten aanzien van de beëindiging van de hoedanigheid van statutair overheidspersoneel. Deze bepalingen hebben betrekking op het einde van de overeenkomst en gaan meer specifiek over de bepaling van de opzeggingstermijnen en de modaliteiten hieromtrent.
Ten slotte , en zeker niet onbelangrijk, zal het ontslag van ambtswege als tuchtstraf verdwijnen uit het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur (nieuw artikel 194/1) en in het Provinciedecreet van 9 december 2005.
De bevoegdheid van de arbeidsgerechten
In het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur (nieuw artikel 194/2) en in het Provinciedecreet van 9 december 2005 (nieuw artikel 111ter) zal worden opgenomen dat de arbeidsrechtbanken en -hoven bevoegd verklaard worden om geschillen omtrent de beëindiging van de hoedanigheid van het statutair personeelslid te behandelen, waardoor dit gelijkgeschakeld wordt met het contractueel overheidspersoneel.
Een ontslagbeslissing ten aanzien van een statutair overheidspersoneelslid is echter een administratieve rechtshandeling, waardoor de Raad van State (afdeling Bestuursrechtspraak) in principe bevoegd is om kennis te nemen van de geschillen in dat kader. Door thans de arbeidsgerechten bevoegd te maken in plaats van de Raad van State (afdeling Bestuursrechtspraak), zal deze laatste geen rechtsmacht meer hebben. Het Grondwettelijk Hof oordeelde in het verleden bovendien dat uitsluitend de federale wetgever (en dus niet de Vlaamse Regering) over de bevoegdheid beschikt om de materiële en territoriale bevoegdheden van de verschillende rechtscolleges vast te stellen. Een aanpassing ervan is derhalve geen sinecure.
Artikel 10 van de Bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen geeft de gemeenschappen en de gewesten echter de mogelijkheid om via decreten aanpassingen door te voeren voor aangelegenheden waarvoor zij in principe niet bevoegd zijn, voor zover (1) dit noodzakelijk is voor de uitoefening van hun bevoegdheden, (2) de aangelegenheid waarvoor de federale wetgever bevoegd is zich leent tot een gedifferentieerde regeling en (3) de weerslag van de betrokken bepaling op de aangelegenheid slechts marginaal is. De Vlaamse decreetgever meent dat aan al deze voorwaarden voldaan is.
Conform het voorontwerp van decreet zullen de arbeidsgerechten aldus bevoegd worden om kennis te nemen van geschillen omtrent de beëindiging van de hoedanigheid van het statutair personeelslid.
Het verdere verloop
Het voorontwerp van decreet tot wijziging van het Provinciedecreet van 9 december 2005 en het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur zal nog moeten worden voorgelegd en worden besproken met de vakorganisaties. Nadien zullen ook de Raad van State, de Vlaamse Vereniging van Steden en Gemeenten en de Vereniging van Vlaamse Provincies hun advies moeten geven aangaande de inhoud van het voorontwerp.
Van zodra alle (positieve) adviezen gegeven zouden zijn, zal het voorontwerp worden voorgelegd aan het Vlaams Parlement, alwaar tot stemming en goedkeuring zal worden overgegaan.
Momenteel is er aldus nog geen concreet zicht op een specifieke datum waarop de gelijkschakeling van toepassing zal zijn. Van zodra wij meer informatie hebben over deze ingrijpende gelijkschakeling, kan u het hier op onze website lezen.
Heeft u nog verdere vragen over de gelijkschakeling van de ontslagregeling voor contractanten en statutairen? Neem dan zeker contact op met onze specialisten mr. Maxime Jeanray, mr. Laura Van Dooren, mr. Jana Kern en mr. Reiner Tijs zodat wij u op maat kunnen adviseren.
Maxime Jeanray, Laura Van Dooren, Jana Kern en Reiner Tijs