28 maart 2022

Wetswijziging handelsagentuur: bescherming tegen eenzijdige verhoging of oplegging van de kosten door de principaal

De handelsagent is sinds jaar en dag wettelijk beschermd tegen de eenzijdige wijziging van de commissie door de principaal. Zulke eenzijdige wijziging werd beschouwd als een daad van verbreking van de handelsagentuurovereenkomst. Door een lacune in de wetgeving, kon de principaal tot hiertoe wel eenzijdig de door de agent te dragen kosten verhogen of opleggen zonder dat dit tot een verbreking leidde. De wetgever heeft hier met een recente wetswijziging paal en perk aan gesteld. Forum Advocaten legt uit wat de gevolgen zijn van de nieuwe wetgeving.

 

De bestaande bescherming bij wijziging van de commissie

Sinds de Wet van 13 april 1995 betreffende de handelsagentuurovereenkomst (die in 2014 geïntegreerd werd in boek X van het Wetboek van Economisch Recht) kan de principaal niet langer eenzijdig de oorspronkelijk overeengekomen vergoeding, de berekeningswijze of de berekeningsgrondslag wijzigen. Doet hij dit wel, dan wordt dit beschouwd als een daad van verbreking van de agentuurovereenkomst door de principaal.

Rekening houdend met de omstandigheden kan de rechter evenwel oordelen dat, wanneer de handelsagent gedurende een relatief lange periode zonder enig voorbehoud commissies aanvaardt die zijn berekend op grond van een verlaagd percentage, hij stilzwijgend instemt met de aldus toegepaste wijziging.

Er is aldus sprake van een weerlegbaar vermoeden van verbreking door de principaal in geval van een eenzijdige wijziging van de commissie (of de berekeningswijze of berekeningsgrondslag ervan). Strikt genomen, volstaat het voor de handelsagent om “enig voorbehoud” te maken omtrent de eenzijdige wijziging van de commissie, opdat hij zich kan beroepen op deze bescherming. Doch in werkelijkheid doet de handelsagent er goed aan om onmiddellijk te reageren of minstens voorbehoud te formuleren van zodra de principaal een eenzijdige wijziging van de commissie doorvoert.

Sinds de wet van 4 mei 1999 is het in de sectoren van het verzekeringswezen, van de kredietinstellingen en van de gereglementeerde markten voor effecten mogelijk om in een paritair overlegorgaan een overeenkomst te sluiten die gericht is op de wijziging van het bedrag van de commissies of van de berekeningswijzen ervan. Deze overeenkomsten zijn bindend voor alle agenten en de principaal, maar de wijzigingen die de overeenkomst meebrengt, kunnen niet leiden tot de verbreking van de handelsagentuurovereenkomst.

 

De noodzaak om wetgevend in te grijpen

In de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van economisch recht inzake de handelsagentuurovereenkomsten houdende de bescherming van handelsagenten tegen de eenzijdige verhoging of oplegging van de kosten door de principaal, stelt de wetgever dat de zelfstandige bank- en verzekeringsagenten de grootste groep agenten zijn die onder de toepassing van de wetgeving inzake handelsagentuur vallen.

In de banksector maken de meeste kredietinstellingen gebruik van het hierboven vermelde paritair overlegorgaan om commissiewijzigingen door te voeren. Daarbij komt het voor dat de principaal een geplande commissiewijziging niet goedgekeurd krijgt door het paritair overlegorgaan.

Bij gebrek aan wettelijke regeling ter zake, hebben principalen in de financiële sector daarom geregeld hun toevlucht genomen tot het eenzijdig verhogen of opleggen van de kosten van de handelsagent. De handelsagent diende zich daar vaak bij neer te leggen, nu het gebruikelijk is dat er een exclusiviteitsverplichting en een niet-concurrentiebeding wordt opgenomen in de handelsagentuurovereenkomst. Indien de handelsagent de overeenkomst zelf zou opzeggen, zou hij bovendien het recht op een vergoeding verliezen. Bij een verbreking -zoals bij een eenzijdig door de principaal opgelegde wijziging van de commissie- heeft de handelsagent daarentegen wel recht op een vergoeding én kan hij onmiddellijk aan de slag bij een concurrent van zijn (voormalige) principaal.

 

De nieuwe wettelijke bescherming bij het eenzijdig verhogen of opleggen van de kosten

Omwille van de bovenvermelde redenen, heeft de wetgever middels de Wet van 16 februari 2022 een paragraaf 2 toegevoegd aan art. X.13 WER dat als volgt luidt:

“Bij het sluiten van de handelsagentuurovereenkomst bepalen de partijen vrij de kosten die ten laste van de agent worden gelegd.

Iedere eenzijdige substantiële of structurele verhoging of oplegging van de kosten is een handeling die gelijkstaat met verbreking van de handelsagentuurovereenkomst. Rekening houdend met de omstandigheden kan de rechter evenwel oordelen dat, wanneer de handelsagent gedurende een relatief lange periode zonder enig voorbehoud verhoogde kosten of een oplegging van de kosten aanvaardt, hij stilzwijgend instemt met de aldus toegepaste wijziging.”

Met deze bepaling heeft de wetgever de bescherming die de handelsagent al genoot bij een eenzijdige wijziging van de commissie doorgetrokken voor de eenzijdige wijziging van de kosten van de handelsagent. Net zoals bij de wijziging van de commissie, kunnen de principaal en zijn agenten in een paritair overlegorgaan een overeenkomst sluiten die gericht is op de wijziging van het bedrag van de kosten of op de wijziging van de berekeningswijze van de kosten.

Wat opvalt is dat -wat de commissie betreft- art. X.13 WER een loutere eenzijdige wijziging door de principaal als een daad van verbreking beschouwt, daar waar de wetgever voor de kosten een eenzijdige “substantiële of structurele” verhoging of oplegging van de kosten vereist, opdat er sprake is van een verbreking van de handelsagentuurovereenkomst.

Uit de parlementaire voorbereiding blijkt dat de wetgever hiermee beoogde dat de rechtbanken niet belast zouden worden met zaken waarin slechts kleine kosten in het geding zijn. Zo zou een loutere indexering van de kosten niet leiden tot een verbreking van de handelsagentuurovereenkomst. Daarnaast valt dus ook een eenzijdige structurele (i.e. niet-substantiële kosten die bv. maandelijks worden aangerekend door de principaal) verhoging of oplegging van kosten onder het nieuwe beschermingsmechanisme, nu de wetgever meent dat ook deze kosten zwaar kunnen doorwegen voor de handelsagent.

Heeft u vragen over handelsagentuur? Neem dan zeker contact op met onze specialisten inzake distributie en commerciële contracten zodat wij u op maat kunnen adviseren.

Auteurs: Geert de Hoon en Frederic Rosiers

Frederic Rosiers

Frederic Rosiers is in het praktijkgebied “Bouw, vastgoed en projectontwikkeling” actief in vastgoedtransacties, joint ventures, erfpacht- vruchtgebruik- en opstalconstructies. Door zijn ervaring en pragmatische aanpak vertalen de contracten het bereikte commerciële evenwicht en anticiperen zij op mogelijke geschillen. Als opgeleid bemiddelaar worden geschillen indien mogelijk buiten de rechtbank om geregeld.

Hij brengt sereniteit in discussies, is pragmatisch en oplossingsgericht en houdt rekening met hetgeen de cliënt echt belangrijk vindt.