18 augustus 2021
Zorgwonen: ouderen in mobiele woonunits?!
We worden niet wild van de nieuwe regeling rond zorgwonen. De intenties zijn nochtans (op het eerste zicht) goed, nl. Vlamingen met een zorgnood zo lang mogelijk in hun thuisomgeving laten vertoeven. Maar wordt deze doelstelling voldoende gerealiseerd door de decretale wijzigingen of creëert deze vooral nieuwe Vlaamse verrommeling en (handhavings) problemen?
Verruiming van de meldingsplicht
Het decreet van 18 juni 2021 wijzigt de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (hierna VCRO) van 15 mei 2009 en voorziet in een vereenvoudiging van de regeling rond zorgwonen.
Deze vereenvoudiging komt er in het kader van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen. In de strategische visie staat het volgende te lezen:
“De samenstelling van de bevolking verandert als gevolg van migratie, vergrijzing en gezinsverdunning. De vraag naar inkomensgerelateerd wonen blijft ook belangrijk. Het woningbestand moet op deze trends mee evolueren waarbij het opvangen van de vraag naar kwalitatieve compacte woongelegenheden, nieuwe vormen van samenwonen en het realiseren van een sociale mix (jong/oud, alleenstaanden/gezinnen, multicultureel, inkomen, enz.) een opgave is. (…). Nieuwe woonvormen zoals groepswonen, meer-generatie-wonen, gemeenschappelijk wonen, zorgwonen of flexibele levensloopbestendige woongelegenheden, vereisen aandacht binnen een kwalitatieve gebiedsontwikkeling, maar ook op perceelsniveau”
De decreetswijziging moet ertoe bijdragen dat de mogelijkheden om thuis te blijven wonen versterkt worden. Daardoor zouden meer zorgbehoevenden in hun vertrouwde omgeving kunnen verblijven en zou de residentiële opvang uitgesteld kunnen worden.
Probleem huidige regeling
Zorgwonen werd gezien als het creëren van een ondergeschikte wooneenheid in een bestaande woning zodat maximum twee oudere of hulpbehoevende personen kunnen wonen bij iemand die hen de nodige zorg kan verlenen. De zorgbehoevenden kunnen zowel de hoofdwoning als in de ondergeschikte woning wonen.
In geval van zorgwonen bestond reeds een meldingsplicht (in plaats van een vergunningsplicht).
Het was echter enkel mogelijk om op deze procedure beroep te doen wanneer bij de creatie van een zorgwoning een kleinere ondergeschikte wooneenheid wordt opgezet binnen een bestaande woning waar maximum twee personen (waarvan één iemand minstens 65 jaar of zorgbehoevend is) kunnen wonen. Niet elke woning is echter geschikt om kleinere ondergeschikte wooneenheden in te creëren.
In andere gevallen moest een lang(er) omgevingsvergunningstraject met architect doorlopen worden, bijvoorbeeld wanneer het een zorgwoning betreft in een vrijstaand bijgebouw of in een mobiele zorgunit.
Oplossing nieuwe regeling
Door de decreetswijziging volstaat voor volgende vormen van zorgwonen een meldingsplicht:
- binnen het bestaande bouwvolume van de woning
- in een bestaand, hoofdzakelijk vergund vrijstaand bijgebouw
- in een tijdelijke, verplaatsbare constructie/unit in de nabijheid van de hoofdwoning
Om de impact op de ruimtelijke ordening te beperken en de woonkwaliteit te bewaken, gelden er wel bepaalde voorwaarden. Deze kunnen betrekking hebben op de maximale oppervlakte van de constructie of specifieke vereisten betreffende de nutsvoorzieningen en afvoer van afvalwater.
Wanneer niet aan deze voorwaarden voldaan is, dan moet er wel een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen aangevraagd worden. De creatie van de zorgwoning is dan nog steeds mogelijk, maar men zal wel het vergunningstraject moeten doorlopen.
Aandachtspunten
Er gelden in het kader van zorgwonen en de voorgenomen wijzigingen nog enkele aandachtspunten.
Ten eerste dient het effectief bewonen door de hulpbehoevende te gebeuren binnen twee jaar na de datum van de meldingsakte opdat de meldingsakte niet komt te vervallen.
Daarnaast is zorgwonen in een mobiele unit steeds tijdelijk. De plaatsing ervan beperkt zich tot een maximale periode van drie jaar per hoofdwooneenheid. Via een nieuwe melding kan deze periode eenmalig met drie jaar verlengd worden. Binnen drie maanden na de beëindiging dient de tijdelijke constructie te worden weggenomen.
Bovendien moet het einde van de zorgsituatie steeds gemeld worden. Besluit men om na het einde de zorgwoning te verhuren aan gezinnen of alleenstaanden ter huisvesting, dan zal eerst een omgevingsvergunning aangevraagd moeten worden.
Besluit
De wijziging van artikel 4.1.1 en 4.2.4 VCRO maakt het voortaan mogelijk om via een eenvoudige, snelle melding een zorgwoning te creëren door het plaatsen van een mobiele woonunit of door een bijgebouw te verbouwen.
Het is mogelijk dat deze wijziging ‘in zekere mate’ bijdraagt aan de doelstelling, nl. aan het voornemen om iedereen de kans te geven in zijn vertrouwde omgeving oud te worden. Toch kan de vraag gesteld worden of dit nu de manier is om het probleem van de (ouderen)zorg te benaderen. De manier waarop voor de zoveelste keer ‘in de marge’ gemorreld wordt aan decretale bepalingen doet eerder de vraag rijzen of producenten die mobiele units in de tuin plaatsen niet meer voordelen hebben dan de ouderen in wiens voordeel het decreet geschreven zou (moeten) zijn.
Men kan toch niet ontkennen dat dit soort van ingrepen over het algemeen niet bijdraagt tot het bereiken van ruimtelijke kwaliteit en dat zulks eerder bijdraagt aan de mogelijke verdere verrommeling van het Vlaamse landschap. Of hoe tijdelijk denkt men dat de Vlaming een ‘tijdelijke verplaatsbare unit’ zal laten staan? Wie gaat er een nieuwe melding doen als men na een termijn van 3 jaar de mobiele unit nog drie jaar wenst te behouden? En wie gaat er drie jaar na beëindiging van de termijn de unit verwijderen?
Het wordt al snel weer een probleem van handhaving achteraf. De middelen en de tijd ontbreken om dit allemaal op te volgen. Laat staan dat het dan een prioriteit zou zijn om dergelijke zaken te vervolgen. Maar alles tezamen zal de nieuwe regeling (opnieuw) niet bijdragen aan ’s lands landschapsschoon. En een fundamentele oplossing voor het probleem van ouderenzorg zal het wellicht ook niet zijn.
“Foxwild” worden we dan ook niet van deze nieuwe regeling. De toekomst zal uitwijzen of zij haar doel bereikt of net voorbijschiet.
Indien u hierover verdere vragen zou hebben, kan u steeds terecht bij FORUM ADVOCATEN.
Reiner Tijs (met medewerking van zomerstagiaire Janne Dietvorst)