18 december 2020
Vlaamse Regering keurt voorontwerp tot wijziging van het DBRC-decreet goed
Op 27 november 2020 keurde de Vlaamse Regering het voorontwerp van decreet tot wijziging van het decreet van 4 april 2014 betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges tot optimalisatie van de procedures goed. Middels dit nieuwe decreet tracht de Vlaamse Regering het decreet over de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (DBRC-decreet) principieel te wijzigen. De bedoeling van het decreet is te komen tot een efficiëntere, meer oplossingsgerichte bestuursrechtspraak door het optimaliseren en stroomlijnen van de procedures, onder meer voor de Raad voor Vergunningsbetwistingen. In totaal liggen er zeven aanpassingen aan het DBRC-decreet voor, die in de praktijk wel eens grote implicaties zouden kunnen hebben … Wij zullen hierna alvast de belangrijkste wijzigingen aan u toelichten.
Welke wijzigingen aan het DBRC-decreet liggen er voor?
De vergunninghouder als volwaardige partij in de procedure
Ten eerste wordt de vergunninghouder (of de persoon die een melding heeft verricht ingevolge meldingsplichtige handelingen) een volwaardige partij in de procedure, omdat de vergunninghouder (of persoon die een melding heeft verricht) volgens de memorie van toelichting het grootste belang heeft bij een vergunning, en aldus bij de procedure. De verwerende overheid daarentegen is niet steevast gemotiveerd om de bestreden beslissing te verdedigen. Aangezien de vergunninghouder ingevolge voorliggend voorontwerp van rechtswege in een procedure betrokken wordt, en als dusdanig gedwongen wordt om tussen te komen, wordt hij wel vrijgesteld van het rolrecht.
De relativiteitseis en ‘belang bij het middel’
Ten tweede voert het voorontwerp een relativiteitseis in waarbij de belangvereiste bij het opgeworpen middel wordt verfijnd. Het doel van deze relativiteitseis is de rechtsbeschermings – en geschillenbeslechtende functie van de bestuursrechters centraal te plaatsen. Het ‘belang bij het middel’ wordt volgens de memorie van toelichting verfijnd door de concrete belangen van de partijen meer in rekening te brengen. De voorgestelde wijziging schrijft drie situaties voor waarin de schending van een norm of algemeen rechtsbeginsel geen aanleiding tot een vernietiging kan geven. Het is echter belangrijk om te benadrukken dat de relativiteitseis geen afbreuk mag doen aan het recht op toegang tot de rechter, zoals gewaarborgd in onder meer het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, het Verdrag van Aarhus inzake milieuaangelegenheden en het grondwettelijk recht.
Een schending kan, volgens het voorontwerp, niet tot vernietiging leiden als de partij die de schending aanvoert niet wordt benadeeld door de ingeroepen onwettigheid. Er geldt met andere woorden een vereiste van belangenschade. Ten tweede leidt een schending niet tot vernietiging als de ingeroepen onwettigheid kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept. De relativiteitseis vereist volgens de memorie van toelichting dat er een verband bestaat tussen de beroepsgrond en de reden om de beslissing te betwisten. De derde situatie waarin een schending niet kan worden ingeroepen doet zich voor wanneer de partij nagelaten heeft de ingeroepen onwettigheid aan te voeren op het nuttige ogenblik waarop het kon worden aangevoerd tijdens de bestuurlijke procedure. Dit lijkt te impliceren dat enkel beroepsgrieven die reeds tijdens het administratief beroep opgeworpen werden, nog voor de bestuursrechtscolleges aangevoerd kunnen worden.
Bemiddeling wordt vereenvoudigd
Ten derde wordt bemiddeling middels de voorliggende decreetswijziging vereenvoudigd. Bemiddeling is een alternatieve vorm van geschillenbeslechting waarbij de partijen via een bemiddelaar samen tot een bevredigende en duurzame oplossing kunnen komen, zoals verduidelijkt in de memorie van toelichting. De decreetgever wil het gebruik van bemiddeling stimuleren, onder meer door geen tussenarrest meer te vereisen om bijvoorbeeld een bemiddeling stop te zetten.
Uitbreiding van de substitutiebevoegdheid
Ten vierde wordt de substitutie of indeplaatsstellingsbevoegdheid in het voorontwerp verruimd. Waar dit eerst enkel mogelijk was voor een “zuiver gebonden bevoegdheid”, wanneer de vergunningverlenende overheid geen beleidsvrijheid of appreciatiemarge bij het nemen van een beslissing heeft, is er volgens de memorie van toelichting nu ook een mogelijkheid tot substitutie voor situaties waar de overheid initieel een discretionaire bevoegdheid had, maar naderhand toch gebonden blijkt te zijn. In dat geval heeft de vergunningverlenende overheid geen appreciatiemarge meer.
Vereenvoudigingen voor tussenkomende partijen en veranderingen aan het rolrecht en de rechtsplegingsvergoeding
Ten slotte brengt het voorontwerp nog vereenvoudigingen voor de tussenkomende partijen teweeg en worden het rolrecht en de rechtsplegingsvergoeding gewijzigd. Tussenkomende partijen (andere dan de vergunninghouder) moeten niet langer een formeel verzoek tot tussenkomst indienen, maar wel een schriftelijke uiteenzetting. Het rolrecht zal ten laatste samen met het verzoekschrift of de tussenkomst door de verzoekende en tussenkomende partijen voldaan moeten worden. Bovendien wordt de rechtsplegingsvergoeding niet langer toegekend aan de partij die ‘ten gronde’ gelijk krijgt, maar ‘de partij die in het gelijk wordt gesteld’. Op die manier kan er ook in een schorsingsprocedure een rechtsplegingsvergoeding worden toegekend.
Wanneer komt het definitieve decreet tot stand?
Het spreekt voor zich dat bovenstaande wijzigingen in de praktijk ingrijpende gevolgen kunnen hebben. Uiteraard moeten deze wijzigingen nog door het parlement goedgekeurd worden, alvorens rechtskracht te hebben. Voorliggend voorontwerp van wijzigingsdecreet wordt nu voor advies voorgelegd aan de Raad van State. Dit advies wordt binnen een termijn van dertig dagen meegedeeld. Nadien wordt het “voorontwerp van decreet” tot een “ontwerp van decreet” herwerkt en kan het, na definitieve goedkeuring van de Vlaamse Regering, bij het Vlaams Parlement ingediend worden voor parlementaire behandeling. Slechts wanneer het decreet door de meerderheid van de volksvertegenwoordigers aangenomen wordt, zal het goedgekeurde decreet naar de Vlaamse Regering gestuurd worden voor bekrachtiging, afkondiging en publicatie in het Belgisch Staatsblad. Slechts dan zal het decreet van kracht zijn.
Indien u hierover verdere vragen heeft, aarzel dan niet om ons te contacteren. Forum Advocaten volgt de ontwikkelingen inzake het nieuwe DBRC-decreet op de voet.
Amber Simons & Reiner Tijs