16 december 2019
Raad van State vernietigt verplicht gebruik DPA-deposit voor advocaten
Het verplichte gebruik van de betalende diensten van DPA-deposit was al geruime tijd een doorn in het oog van menig advocaat en voorwerp van ruime betwisting. Maakt de Raad van State nu een einde aan deze saga?
Over de ontvankelijkheid
Vroeger konden advocaten via het e-Deposit systeem van de Federale Overheidsdienst Justitie gratis processtukken op elektronische wijze neerleggen. Het koninklijk besluit van 9 oktober 2018 en het ministerieel besluit van 9 oktober 2018 maakten het echter verplicht voor advocaten om hun stukken, tegen betaling, neer te leggen via DPA-deposit.
Enkele advocaten stelden daarop een beroep in bij de Raad van State tot nietigverklaring van deze besluiten. De Orde van Vlaamse Balieverenigingen (OVB) en de Ordre des Barreaux Francophones et Germanophones (OBFG), die DPA samen beheren, en de Belgische Staat stelden echter dat de verzoekers geen belang hadden, doordat advocaten nog steeds fysieke dossiers konden neerleggen bij de griffies van de rechtscolleges. Daardoor zouden ze niet verplicht worden gebruik te maken van DPA-deposit.
De Raad stelde echter dat indien de verzoekers voor de elektronische procesvoering toegang willen hebben tot de informaticasystemen van Justitie die door de FOD Justitie ter beschikking worden gesteld, zij door de bestreden besluiten gedwongen werden om gebruik te maken van het DPA platform. Dit terwijl hen voorheen het e-Deposit systeem rechtstreeks ter beschikking stond. Bovendien hebben de verzoekers ook als potentiële procespartijen belang bij een eventuele nietigverklaring.
Bevoegdheidskwestie
De verzoekers stelden dat art. 32ter van het Gerechtelijk Wetboek, dat de Koning de bevoegdheid geeft om het informaticasysteem van Justitie aan te duiden waarmee onder meer processtukken kunnen worden neergelegd, werd geschonden door de bestreden besluiten. Ze stelden dat het artikel de Koning geen enkele bevoegdheid verleent om een informaticasysteem van beroepsorganisaties in te schakelen voor de neerlegging door advocaten.
De Raad volgde het standpunt van de verzoekers en stelde dat er met het artikel geen juridisch kader werd gecreëerd voor een informaticasysteem “van Justitie” dat geen IT-systeem van de federale overheid zelf is, maar dat een privaat beheerd systeem zou zijn.
Artikel 32ter zou de Koning dan ook niet toestaan om aan de advocaten het gebruik op te leggen van een informaticasysteem verbonden met het informaticasysteem van Justitie. De Raad stelt namelijk dat art. 32ter de zogenaamde actoren van Justitie (waaronder de advocaten) de mogelijkheid biedt om voor de elektronische communicatie met Justitie en ook onderling het informaticasysteem van Justitie te gebruiken dat door de Koning wordt aangewezen. Ook om die reden kan de beperking van de toegang tot het informaticasysteem van Justitie waarin de bestreden besluiten voorzien – namelijk de blokkering van de rechtstreekse toegang tot e-Deposit – niet worden begrepen onder de machtiging aan de Koning om nadere regels van dat informaticasysteem te bepalen.
Handhaving van de rechtsgevolgen
Gelet op het bovenstaande, besloot de Raad tot de nietigverklaring van de bestreden besluiten. Zulks wierp echter de vraag op welke gevolgen de nietigverklaring zou hebben op procesakten die in het verleden en in nog lopende dossiers via DPA-deposit werden neergelegd.
Volgens de Belgische Staat en de ordes is de handhaving cruciaal opdat de rechtsgeldigheid van deze procedurestukken- en geschriften niet in vraag zou kunnen worden gesteld. Dat zou namelijk de rechtszekerheid van die gerechtelijke procedures op de helling zetten.
De verzoekende advocaten achtten de handhaving van de bestreden besluiten echter niet nodig, omdat de bestreden besluiten DPA niet hebben ingevoerd. DPA bestond al voordat het gebruik ervan door advocaten verplicht werd gemaakt door de bestreden besluiten. De nietigverklaring van de bestreden besluiten zou de via DPA-deposit neergelegde processtukken niet onwettig maken, volgens de verzoekers.
Niettemin besloot de Raad de gevolgen voor het verleden te handhaven, gelet op het risico van een verstoring van de procedures waarin gebruik werd gemaakt van het DPA-systeem. De Raad stelde daarbij dat de handhaving niet beoogt om de onwettigheid van de neerleggingen te vermijden. Het loutere feit dat de geldigheid van die neerleggingen voor de rechter in vraag gesteld kán worden, noopt tot handhaving van de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten.
Ook handhaaft de Raad de gevolgen tot één maand na de uitspraak van het arrest. De Raad is namelijk van oordeel dat de hiervoor vermelde risico’s ook bestaan na datum van het arrest en totdat er bekendheid aan is gegeven. Daardoor blijven advocaten tot 12 januari 2020 verplicht hun conclusies en stukken neer te leggen via DPA-deposit. Daarna staat het hen vrij om al dan niet gebruik te maken van DPA-deposit.
Een pyrrusoverwinning?
Hoewel advocaten dus spoedig weer over de vrije keuze beschikken om via e-Deposit dan wel DPA-deposit hun neerleggingen te doen, stelt zich de vraag of het arrest geen pyrrusoverwinning is. De Raad heeft de verplichting voor advocaten om gebruik te maken van DPA-deposit namelijk vernietigd op grond van een bevoegdheidsoverschrijding. De federale wetgever kan echter een ruimere wettelijke machtiging voorzien, waardoor de Koning wél een beroepsorganisatie het informaticasysteem kan laten beheren.
Afwachten dus wat de volgende federale regering voor de advocatuur in petto heeft. Toch blijft de vraag waarom advocaten via hun baliebijdragen zouden moeten bijdragen aan een betalend systeem om met Justitie te kunnen communiceren en dit terwijl Justitie zelf een kosteloos systeem ter beschikking stelt. Het laatste woord is hierover allicht nog niet gezegd.
Geert de Hoon & Reiner Tijs