30 oktober 2023
Ontslag door de werknemer: voortaan maximaal 13 weken opzeggingstermijn
Vanaf 28 oktober 2023 zullen werknemers, die hun ontslag geven, nooit meer dan 13 weken een opzeggingstermijn moeten presteren. Deze nieuwe regeling wordt nu uitdrukkelijk opgenomen in het Eenheidsstatuut en geldt voor zowel arbeiders en bedienden. Waarom deze aanpassing werd doorgevoerd en wat dit betekent voor de dagelijkse praktijk op de personeelsdienst, leest u allemaal in deze blog.
Waar het allemaal begon: het Eenheidsstatuut
Om een einde te maken aan de verschillende ongelijkheden die bestonden tussen arbeiders en bedienden, heeft men de Wet op het Eenheidsstatuut van 26 december 2013 ingevoerd, dewelke van toepassing is vanaf 1 januari 2014. Deze wet was een van de belangrijkste hervormingen in de gelijkschakeling van beide statuten en hield onder meer een uniformisering in van de opzeggingstermijnen voor arbeiders en bedienden.
Waar de discussie begon: de overgangsbepaling in het eenheidsstatuut
De Wet op het Eenheidsstatuut voorzag echter in een overgangsregeling met betrekking tot de opzeggingstermijn, omdat er uiteraard reeds werknemers in dienst waren bij hun werkgever vóór 31 december 2013. Voor deze werknemers bestaat de opzeggingstermijn steeds uit de som van twee delen: (1) de oude opzeggingstermijn op basis van de anciënniteit tot 31 december 2013 en (2) de nieuwe opzeggingstermijn vanaf 1 januari 2014.
De Wet op het Eenheidsstatuut voorzag echter ook een maximale opzeggingstermijn van 13 weken indien de arbeidsovereenkomst werd beëindigd door de werknemer, waardoor de som van de termijn voor en na 1 januari 2014 in principe nooit meer dan 13 weken kon bedragen, behalve voor wat betreft de zogenaamde hogere bedienden.
Voor de hogere bedienden, wiens bruto jaarloon op 31 december 2013 tussen 32.254 EUR en 64.508 EUR lag, geldt voor het eerste deel van de opzeggingstermijn een maximale opzeggingstermijn van 4,5 maanden, terwijl voor de hogere bedienden, wiens bruto jaarloon op 31 december 2013 hoger was dan 64.508 EUR, voor het eerste deel van de opzeggingstermijn een maximale opzeggingstermijn van 6 maanden geldt. Met andere woorden: de hogere bedienden moesten steeds een maximale opzeggingstermijn van 4,5 of 6 maanden presteren, waardoor de hogere bedienden vaak een opzeggingstermijn zouden moeten presteren die hoger was dan 13 weken.
De toepassing van de bijzondere bepaling voor hogere bedienden vormt volgens het Grondwettelijk Hof echter een verschil in behandeling tussen arbeiders en bedienden en schendt derhalve het gelijkheids- en non-discriminatiebeginsel.
Waar de discussie eindigt: aanpassing van de opzeggingstermijnen
Als gevolg van het oordeel van het Grondwettelijk Hof, maar ook om komaf te maken met de complexe berekeningen die vaak voor verwarring zorgde, is de wetgever in actie getreden door de invoering van een nieuwe wet.
De voormelde overgangsregeling uit het Eenheidsstatuut zal voortaan niet meer gelden indien de werknemer de arbeidsovereenkomst beëindigt. De opzeggingstermijn die de werknemer voortaan in acht moet nemen, wordt steeds bepaald overeenkomstig artikel 37, §2 van de Arbeidsovereenkomstenwet. Het maakt daarbij niet langer uit wanneer de werknemer in dienst is getreden en of de werknemer werkzaam is als arbeider dan wel als bediende.
We onthouden daarom dat er voortaan altijd een maximale opzeggingstermijn van 13 weken gepresteerd zal moeten worden indien de werknemer in dienst is getreden vóór 1 januari 2014 en ontslag neemt na 28 oktober 2013. Opzeggingen die vóór 28 oktober 2023 werden betekend door de werknemer, blijven in principe al hun gevolgen behouden.
Indien u nog vragen zou hebben omtrent de beëindiging van arbeidsovereenkomsten en de berekening van opzeggingstermijnen, dan kan u steeds terecht bij één van onze gespecialiseerde advocaten arbeidsrecht.