10 februari 2023
Beperking van aansprakelijkheid in het nieuwe verbintenissenrecht
In onze eerdere blogberichten over het nieuwe verbintenissenrecht kon u al kennis maken met een aantal van de belangrijkste nieuwigheden die de wetgever heeft voorzien in Boek 5 van het nieuw Burgerlijk Wetboek. Dit boek trad in werking op 1 januari 2023.
In deze blog behandelen wij het leerstuk van het bevrijdingsbeding (art. 5.89 BW).
Bevrijdingsbeding: mogelijkheden en grenzen
Een contractuele aansprakelijkheidsregeling
Het Belgische aansprakelijkheidsrecht is van aanvullend recht. Bijgevolg kunnen partijen in hun overeenkomst een afwijkende aansprakelijkheidsregeling overeenkomen.
Met een bevrijdingsbeding of exoneratiebeding kunnen partijen hun contractuele en/of buitencontractuele aansprakelijkheid beperken of uitsluiten. Het nieuwe Burgerlijk Wetboek kent aan het bevrijdingsbeding een uitgebreide wettelijke regeling toe.
Boek 5 BW bevestigt voor een stuk de huidige rechtspraak en rechtsleer, maar voert ook enkele vernieuwingen door.
In dit blogbericht wordt enkel gefocust op de algemene regeling uit boek 5 BW. Evenwel moet ook rekening worden gehouden met allerlei bijzondere wetten (bijvoorbeeld in consumentenzaken), die vaak een strengere regeling inhouden.
Bevestiging bestaande rechtspraak en rechtsleer
Het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat een bevrijdingsbeding dat het contact zou uithollen voor niet-geschreven wordt gehouden (artikel 5.89, §1, vierde lid BW). Dit is de weerslag van vaste rechtspraak en rechtsleer. Een bevrijdingsbeding kan niet geldig zijn wanneer zij iedere betekenis ontneemt aan de aard van het contract.
Ook op andere punten houdt het nieuwe boek 5 BW een verankering in van de heersende rechtspraak en rechtsleer.
Zo is het niet mogelijk om met een bevrijdingsbeding de aansprakelijkheid uit te sluiten voor een eigen opzettelijke fout (artikel 5.89, §1, derde lid, 1° BW). Men kan immers uit een eigen fout nooit voordeel halen. Het blijft echter onduidelijk wat onder opzettelijke fout moet worden begrepen. Volstaat het dat men de gedraging wetens en willens heeft gesteld of is vereist dat men schade wou teweeg brengen aan de contractpartner? Boek 5 Burgerlijk Wetboek geeft geen antwoord op dit vraagstuk. De meerderheid van de rechtsleer neemt alleszins aan dat een opzettelijke fout niet hoeft in te houden dat men de schadelijke gevolgen heeft gewild.
Wat wel vaststaat is dat een opzettelijke fout niet gelijk kan worden gesteld met een ‘zware fout’. Ook over de invulling van dit begrip bestaat er onenigheid. Kenmerkend voor een zware fout is in elk geval haar ernstig karakter en het feit dat zij zonder intentioneel element werd begaan. Het is wel mogelijk om zich te exonereren voor een zware fout die men zelf of via een hulppersoon begaat. Dit wordt nu ook bevestigd in artikel 5.89, §1, tweede lid BW.
Introductie nieuwe principes
Op bepaalde vlakken gaat het Burgerlijk Wetboek verder dan wat tot nu toe werd aangenomen in de rechtspraak.
Het is bijvoorbeeld niet langer mogelijk om zich te bevrijden van aansprakelijkheid voor opzettelijke fouten van hulppersonen. Onder het oude recht was dit wel mogelijk, op basis van een principearrest van het Hof van Cassatie van 25 september 1959.
Het voornoemde arrest leidde evenwel tot veel kritiek in de rechtsleer. Ten eerste zou dit niet stroken met de vertegenwoordigingsgedachte, waarbij aangestelde en aansteller als één economische eenheid moeten worden beschouwd. Exoneratie voor een opzettelijke fout van een hulppersoon komt volgens deze visie de facto neer op een eigen opzettelijke fout, wat niet toegelaten is. Ten tweede komt de schuldeiser daardoor in de kou te staan. Hij kan immers noch de schuldenaar aanspreken (vanwege de exoneratie), noch de hulppersoon (die geniet van een quasi-immuniteit).
De wetgever was niet ongevoelig voor die kritiek en heeft nu een strenger standpunt ingenomen: exoneratie voor opzettelijke fouten van hulppersonen is niet mogelijk.
Ook voor fouten die het leven of de fysieke integriteit van een persoon aantasten, kan men zich thans niet meer exonereren. De idee hierachter is dat schade ten gevolge van een lichamelijk letsel of overlijden steeds vergoed moet kunnen worden.
Bescherming voor de hulppersoon
Ten slotte heeft de wetgever voorzien in een bijzondere bescherming voor de hulppersoon, los van de reeds bestaande wettelijke en jurisprudentiële beschermingsmechanismen. Een hulppersoon van de schuldenaar kan immers het bevrijdingsbeding dat is ingelast in het hoofdcontract inroepen tegen de hoofdschuldeiser (artikel 5.89, §2 BW).
Conclusie
De wetgeving in boek 5 BW inzake het bevrijdingsbeding is grotendeels een codificatie van de bestaande rechtspraak en rechtsleer.
Anderzijds houdt boek 5 BW onmiskenbaar een duidelijke verstrenging in van de mogelijkheden om zich te bevrijden van zijn aansprakelijkheid. In het nieuwe recht zal men zich namelijk niet meer kunnen bevrijden voor opzettelijke fouten van hulppersonen of voor fouten die het leven of de fysieke integriteit van een persoon aantasten.
Heeft u nog vragen over deze nieuwe wetgeving? Neem dan zeker contact op met onze specialisten verbintenissenrecht zodat wij u op maat kunnen adviseren.
Robin Madereel, Geert de Hoon en Ilse De Geyter