26 oktober 2022
De vennootschapsrechtelijke echtscheiding
Hét succesnummer in verband met de oplossing van conflicten tussen aandeelhouders is de wettelijk geregelde geschillenregeling, met name de uitsluiting of uittreding van aandeelhouders.
De continuïteit van de vennootschap wordt vaak in het gedrang gebracht door conflicten tussen aandeelhouders. De gerechtelijke ontbinding van een vennootschap wordt dan vaak als te drastisch beschouwd. In zo’n geval kan men als aandeelhouder een beroep doen op de geschillenregeling als ultimum remedium om uit deze impasse te geraken.
Niet voor alle vennootschappen
Enkel aandeelhouders van de bv en de niet-genoteerde nv kunnen beroep doen op de wettelijke geschillenregeling. Waarom enkel de niet-genoteerde nv? In de genoteerde nv kunnen conflicterende aandeelhouders namelijk relatief gemakkelijk hun aandelen verkopen op de beurs, gezien deze vrij verhandelbaar zijn.
De aandeelhouders van een cv, maatschap, vof en comm.v. kunnen dus niet beroep doen op de geschillenregeling. Deze vennootschappen zijn onderworpen een andere regeling die wij in een volgend blogbericht zullen behandelen.
Laatste redmiddel
De geschillenregeling is van dwingend recht. De statuten kunnen bijgevolg het beroep op de geschillenregeling niet uitsluiten of beperken. Het is bijvoorbeeld niet mogelijk om gegronde redenen (een van de voorwaarden om beroep te kunnen doen op de wettelijke geschillenregeling) beperkend te omschrijven. Wel is het mogelijk om op voorhand afspraken te maken over de prijsbepaling van de aandelen, voor zover dit specifiek is geschreven voor de geschillenregeling en het resultaat niet kennelijk onredelijk is.
De geschillenregeling is evenwel een ingrijpende procedure. Met de invoering ervan had de wetgever de bedoeling om deze aan te bieden als een ultiem redmiddel wanneer tegenstellingen tussen aandeelhouders niet in der minne op te lossen zijn.
Men kan dus enkel een beroep doen op de wettelijke geschillenregeling indien het geschil niet kan worden opgelost met minder ingrijpende maatregelen. De rechter gaat bijgevolg na of de aandeelhouder in kwestie vooreerst geprobeerd heeft om via een andere en minder drastische weg zijn belangen te beschermen, zoals de deelname aan een algemene vergadering, de uitoefening van zijn vraagrecht of controlerecht om uit te de vennootschap te stappen of om de andere uit te sluiten via onderhandelingen, al dan niet met een bemiddelaar.
Pas als dit alles geen oplossing biedt, kunnen de aandeelhouders zich wenden tot de rechtbank.
30% voor uitsluiting
Enkel aandeelhouders die alleen, of gezamenlijk effecten (aandelen, opties, inschrijvingsrechten…) bezitten die minstens 30% vertegenwoordigen van de stemmen verbonden aan het geheel van de bestaande effecten, of waaraan minstens 30% van de winstrechten zijn verbonden (bv), dan wel aandelen bezitten waarvan de nominale waarde of de fractiewaarde 30% van het kapitaal van de vennootschap vertegenwoordigt (nv), kunnen beroep doen op de vordering tot uitsluiting.
Een aandeelhouder moet dus minstens 30% van de aandelen in handen hebben om een vordering tot uitsluiting te kunnen instellen.
Wat de vordering tot uittreding betreft kan iedere aandeelhouder in rechte vorderen dat zijn effecten worden overgenomen. Er is bijgevolg geen enkele kwantitatieve beperking.
Gegronde redenen
Zowel voor de vordering tot uitsluiting als de vordering tot uittreding dient er sprake te zijn van een gegronde reden.
Van een aandeelhouder kan in redelijkheid niet worden verwacht dat hij een bepaalde aandeelhouder nog duldt (uitsluiting) of dat hij nog aandeelhouder blijft (uittreding).
De concrete invulling van een gegronde reden verschilt evenwel naargelang er sprake is van een uitsluiting dan wel uittreding.
Bij uitsluiting staat het aandeelhouderschapsbelang voorop en gaat men eerder uit van een objectieve situatie, terwijl bij uittreding het individueel belang van de aandeelhouder voorop staat en men eerder uitgaat van een meer sanctionerend karakter. Er is evenwel een evolutie aan de gang in de rechtspraak waardoor dit onderscheid vervaagt en men meer belang hecht aan de ‘duurzame onenigheid’.
In principe moet de gegronde reden zich situeren op het aandeelhoudersniveau, maar handelingen op het bestuursniveau kunnen in sommige gevallen ook een rol spelen, al zullen deze in principe niet volstaan, tenzij de aandeelhouders en bestuurders dezelfde personen zijn.
Een verstoorde relatie buiten de vennootschap, bijvoorbeeld ingevolge een (v)echtscheiding kan in sommige gevallen ook meespelen, maar dan moet men wel de invloed op de werking van de vennootschap kunnen aantonen.
De gegronde redenen worden klassiek ingedeeld als volgt:
- Misbruik van meerderheid of minderheid bv. het systematisch niet-uitkeren van dividenden
- Ernstige tekortkoming van een aandeelhouder bv. het ontwikkelen van concurrerende activiteiten
- Duurzame en ernstige onenigheid tussen aandeelhouders
De duurzame en ernstige onenigheid tussen aandeelhouders is dé gegronde reden bij uitstek geworden, en dit al dan niet in combinatie met grond 1 of 2.
Prijs voor de aandelen
De procedure van de wettelijke geschillenregeling verloopt bijna altijd in twee fasen, met name komt er eerst een tussenvonnis over de gegrondheid van de uittredings- of uitsluitingsvordering en vervolgens wordt de prijs bepaald door de voorzitter op advies van een deskundige (accountant of revisor).
De rechter moet de waarde en dus de prijs van de aandelen in principe bepalen op datum waarop de overdracht wordt bevolen (‘peildatum’) maar niettemin heeft de rechter de mogelijkheid om deze datum op een ander moment vast te prikken om aldus rekening te kunnen houden met feiten die tot de vordering aanleiding gaven alsook met de daaropvolgende gedragingen van de aandeelhouders. Aldus kunnen de onbillijke gevolgen van de gedragingen van de ‘foutieve’ partij die tot een waardevermindering hebben geleid nog gecorrigeerd worden (bv. ingeval van concurrerende activiteiten).
De rechter moet een abstractie maken van de invloed van de gegronde redenen en gedragingen van partijen, en moet de prijs bepalen hoe die zou zijn zonder het geschil.
Verder gebeurt de waardering in de regel in going concern, tenzij het gaat over een verlieslatende onderneming met twijfel over haar voortbestaan. In de praktijk neemt men meestal het gewogen gemiddelde van de substantiële waarde, de rendementswaarde en de cash-flow waarde.
Bevoegde rechtbank
De bevoegde rechtbank is de Voorzitter van de Ondernemingsrechtbank zetelend zoals in kortgeding.
De Voorzitter kan zowel oordelen over de ontvankelijkheid en de gegrondheid van de vordering, alsook over de geschillen die met de uitsluiting of uittreding verband houden, bijvoorbeeld een geschil omtrent een niet-concurrentiebeding dat gepaard gaat met de uitsluiting/uittreding of een rekening-courant vordering van de uittredende of uitgesloten aandeelhouder. Verder is de Voorzitter eveneens bevoegd om uitspraak te doen over de ontbinding van de vennootschap wegens wettige reden.
Inkoop aandelen door de vennootschap mogelijk?
Het WVV voorziet in een facultatieve uittreding/uitsluiting ten laste van het vennootschapsvermogen in de bv en de cv.
Beide mechanismes bestaan naast elkaar. Dit wil zeggen dat partijen de keuze hebben tussen beide mechanismes, maar indien de wettelijk geregelde geschillenregeling wordt opgestart zal deze voorrang hebben gezien zij van dwingend recht is.
In de statuten kunnen de aandeelhouders de mogelijkheid voorzien van een uittreding of uitsluiting van aandeelhouders ten laste van het vennootschapsvermogen. Het is namelijk zo dat bij een uittreding of uitsluiting de financiering van de overname door de overblijvende aandeelhouder(s) vaak een probleem is.
Indien men dus van deze mogelijkheid gebruikmaakt, kan een aandeelhouder uittreden of worden uitgesloten zonder dat een procedure dient gevoerd te worden en zonder dat zijn aandelen dienen overgenomen te worden door de overige aandeelhouders.
Behoudens een afwijking in de statuten is het scheidingsaandeel hier gelijk aan de gestorte inbreng maar beperkt tot de netto-actiefwaarde.
Heeft u vragen over de wettelijke geschillenregeling? Neem dan zeker contact op met onze specialisten vennootschapsrecht zodat wij u op maat kunnen adviseren.
Frederic Rosiers en Justine Heureux