30 juni 2022
De vakbonden van Ryanair en Brussels Airlines staken. Hoe omvangrijk is dat stakingsrecht nu eigenlijk?
Zowel bij Brussels Airlines als bij Ryanair werd in juni 2022 gestaakt naar aanleiding van het afspringen van de onderhandelingen met de sociale partners. De impact van deze sociale acties op duizenden passagiers doet her en der vragen rijzen naar het recht van de personeelsleden en vakbonden van deze luchtvaartmaatschappijen om dergelijke acties uit te voeren. In dit blogbericht kaderen wij eerst de aanleiding van de sociale acties om nadien de grondslag en de omvang van het in België nog steeds niet wettelijk geregelde stakingsrecht beknopt uiteen te zetten met een concrete toepassing op de luchtvaartindustrie.
Waarom wordt er gestaakt?
Bij Brussels Airlines sleept het huidige sociaal conflict al aan sinds de zomer van 2021, waarbij de hoge werkdruk de voornaamste bekommernis is van zowel de piloten als het cabinepersoneel. Met het huidige stijgende toerisme na de welgekende coronadip eist het personeel des te meer een verlichting van de werkdruk.
Wat Ryanair betreft, is het reeds langer geweten dat er een aanzienlijk Europees sociaal conflict bestaat omtrent de slechte arbeidsvoorwaarden. Ook de Belgische vakbonden verwijten Ryanair onder meer het Belgische arbeids- en socialezekerheidsrecht niet toe te passen met tot gevolg dat werknemers soms niet altijd een minimumloon uitbetaald krijgen. De oorsprong van het conflict ligt in het feit dat Ryanair initieel de – minder gunstige – Ierse arbeids- en socialezekerheidswetgeving toepaste op haar werknemers ongeacht waar zij gevestigd zijn.
Er bestaat een principieel recht om te staken
Het dient eerst en vooral benadrukt dat de nationale wetgeving het recht om te staken niet expliciet erkent, maar dat het bestaan ervan juridisch niet meer wordt betwist in België. Enerzijds worden hier en daar de gevolgen van stakingen in arbeids- en socialezekerheidsaangelegenheden geregeld en anderzijds vloeit het stakingsrecht wel duidelijk voort uit de Europese en Internationale rechtsbronnen.
De meest uitdrukkelijke bescherming van het stakingsrecht wordt gelezen in artikel 11 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM) waarin de vrijheid van vereniging wordt gewaarborgd. Het Europees Hof van de Rechten van de Mens stelt daarbij dat het stakingsrecht een belangrijk aspect vormt voor de daadwerkelijke uitoefening van het recht op collectief onderhandelen.
Daarnaast bepaalt artikel 6.4 van het (herziene) Europees Sociaal Handvest (ESH) dat aangesloten landen het recht van werknemers en werkgevers erkennen om collectief op te treden in sociale conflicten en om daarbij te staken. Gelet op het feit dat dit Handvest door België werd bekrachtigd en artikel 6.4 derhalve in principe rechtstreekse werking heeft in onze nationale rechtsorde, geldt voormeld artikel als grondslag van het recht tot staken in België. Hieruit volgt dat de Belgische overheid de uitoefening van dit stakingsrecht in principe niet zonder meer kan bestraffen.
Beperkingen aan het stakingsrecht zijn mogelijk
Wanneer zijn beperkingen gerechtvaardigd?
Zeer recentelijk, in maart 2022, oordeelde het Hof van Cassatie evenwel dat artikel 6.4 van het Handvest onvoldoende duidelijk en precies is om volledige rechtstreekse werking te hebben zodat stakers die gestraft werden wegens overmatige belemmering van het verkeer te Luik dit artikel niet in rechte konden inroepen.
Dit arrest brengt nogmaals de grenzen van syndicale acties onder de aandacht, dewelke wel degelijk bestaan gelet op het feit dat door het Europees Hof van de Rechten van de Mens reeds uitdrukkelijk werd bepaald dat het stakingsrecht niet absoluut is en aan voorwaarden en beperkingen onderworpen kan worden. Het Hof van Cassatie bevestigt hiermee haar arrest van 2020 waarin zij oordeelde dat de uitoefening van het stakingsrecht in toepassing van artikel 11 EVRM en 6.4 (herziene) ESH onderhevig kan zijn aan beperkingen mits die beperkingen daadwerkelijk beantwoorden aan doeleinden van algemeen belang en niet te beschouwen zijn als een onevenredige en onduldbare ingreep waardoor de beschermde rechten in hun kern zouden worden aangetast.
Zo zal in een steeds feitelijke beoordeling door de rechter de afweging moeten worden gemaakt of de beperking noodzakelijk is in een democratische samenleving ter bescherming van de rechten en vrijheden van anderen, de openbare orde, de nationale veiligheid, de volksgezondheid of de goede zeden.
In ons blogbericht “Het stakingsrecht en de minimale dienstverlening bij het spoor: het huwelijk houdt grotendeels stand” gingen wij reeds in op de minimale dienstverlening bij het spoor als voorbeeld van gerechtvaardigde inmenging van de wetgever in het beperken van het niet absoluut stakingsrecht.
Wat nu met de luchtvaartsector?
Naar aanleiding van een pilotenstaking bij Sabena oordeelde de rechtbank van eerste aanleg te Brussel in 2001 dat louter de economische belangen van de werkgever niet volstaan om een staking te verbieden, daarbij verwijzend naar artikel 6.4 (herziene) ESH. Er wordt immers aanvaard dat de verstoring van de werkorganisatie en de financiële schade inherente gevolgen zijn van een staking en tot de essentie ervan behoren in het kader van de daadwerkelijke uitoefening van het recht op collectief onderhandelen. Anderzijds dienen wel steeds de regels van overleg en voorafgaande aanzeg (aankondiging) te worden gerespecteerd teneinde misbruik van het stakingsrecht te vermijden.
Het voorzienbaar karakter van de financiële schade als inherent gevolg van het stakingsrecht komt vervolgens tot uitdrukking in artikel 5 van Europese verordening 261 van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten. Op basis van dit artikel hebben passagiers in gevolg van annulering van een vlucht recht op compensatie door de luchtvaartmaatschappij, tenzij “de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden”.
Volgens het Europees Hof van Justitie is een staking een uitdrukkingsvorm van sociaal overleg die inherent is aan de normale bedrijfsuitoefening wanneer deze uitgaat van het eigen cockpit- en cabinepersoneel en verband houdt met eisen inzake loon of andere arbeidsvoorwaarden. Een staking is derhalve voorzienbaar, te meer gelet op de verplichte voorafgaande aankondiging. Om die reden worden de passagiers van de door de luchtvaartmaatschappij zelf geannuleerde vluchten in geval van staking in principe steeds gecompenseerd conform de Europese verordening 261/2004.
Wat moet u onthouden?
De vakbonden van de betreffende luchtvaartmaatschappijen maken gebruik van een internationaal erkend fundamenteel stakingsrecht dat niet absoluut is. Conform de Europese en Belgische rechtspraak volstaat de louter economische impact op de werking van de luchtvaartmaatschappijen echter niet om te spreken van een onrechtmatige staking voor zover er geen feiten zijn die aanleiding geven tot enig misbruik van het stakingsrecht.
Heeft u vragen over (de beperkingen en het misbruik van) het stakingsrecht in België? Neem dan zeker contact op met onze specialisten arbeids- en sociaal recht zodat wij u op maat kunnen adviseren.