25 februari 2021
Barre weersomstandigheden in de bouwsector
De ijskoude periode die ons land teisterde in de maand februari 2021 leidde in sommige sectoren tot de onmogelijkheid om te werken. Voornamelijk de bouwsector wordt in dergelijke weersomstandigheden hard getroffen. Werken in hevige regen of vrieskou is vaak niet alleen technisch onmogelijk, maar is bovenal uiterst gevaarlijk. De werken uitstellen is dan ook vaak de enige optie. Maar op welke stelsels kunnen de bijgevolg tijdelijk werkloze werknemers terugvallen en onder welke voorwaarden? U leest het hier.
Algemeen
Wettelijk principe: schorsing van de arbeidsovereenkomst
Art. 50 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten bepaalt dat de uitvoering van een arbeidsovereenkomst van een arbeider kan geschorst worden voor zover het werk onmogelijk wordt door het slechte weer en op voorwaarde dat de werkman werd verwittigd dat hij zich niet moet aanbieden. Bijgevolg geldt het algemeen principe dat de werkgever geen loon verschuldigd is wanneer de arbeider geen prestaties levert.
Wanneer het werk opnieuw aangevat kan worden, moet de arbeider meteen verwittigd worden en moet deze hieraan gevolg geven. Belangrijk om te noteren is dat wanneer de schorsing van de overeenkomst omwille van het slechte weer 1 maand overschrijdt, de arbeider het recht heeft zijn overeenkomst zonder opzegging te beëindigen.
Gevolgen voor de uitvoeringstermijn t.a.v. de opdrachtgever
Het spreekt voor zich dat de “weerverletdagen” niet kunnen worden meegerekend als werkdagen in toepassing van de afgesproken uitvoeringstermijn in de verhouding met de opdrachtgever. Niet alleen het aantal dagen van effectief slecht weer stellen de uitvoering uit, maar ook het aantal dagen waarop het werk verhinderd wordt ten gevolge van het slechte weer zoals de dagen waarop de werf nog onder water staat.
Als aannemer is het in het kader van de overeengekomen uitvoeringstermijn belangrijk om deze weerverletdagen aan te tonen omdat deze gelden als bewijs dat de arbeiders op deze data onmogelijk hebben kunnen werken.
Wanneer spreekt men van te slecht weer om te werken?
Volgens het Koninklijk Besluit van 18 februari 1994 wordt met ‘slecht weer’ bedoeld de weersomstandigheden waarvan de werkgever door middel van een mededeling aan de RVA aantoont dat ze, gezien de aard van het werk, de uitvoering van het werk onmogelijk maken. Vorst, hevige regen en extreme hitte zijn de omstandigheden bij uitstek die de uitvoering van bepaalde bouwwerken tijdelijk onmogelijk kunnen maken.
Aangezien er geen officiële of wettelijke definitie is die bepaalt wat een weerverletdag is, wordt in de praktijk vaak beroep gedaan op de weertabellen van het KMI (Koninklijk Meteorologisch Instituut) om deze dagen vast te leggen. Zij duiden zowel de luchttemperatuur om 7u ’s morgens aan als de totale duur van de regenperiodes tussen 7u en 17u.
Hoewel deze officiële weerverletdagen als bewijs gelden dat de arbeiders op deze data onmogelijk konden werken omwille van het weer, zijn deze louter indicatief aangezien de weersomstandigheden uiteraard verschillen van streek tot streek.
Best is dat de bouwondernemingen en aannemers op voorhand schriftelijk overeenkomen welke criteria en omstandigheden in acht worden genomen om de uitvoering van de werken te kunnen uitstellen zodat hier geen nodeloze discussies over ontstaan.
Onderscheid tussen twee situaties in het arbeidsrecht en sociaal recht
Situatie 1: De onmogelijkheid om de werken aan te vangen
Wanneer bij de aanvang van de werkdag duidelijk is dat het onmogelijk is om de werken aan te vangen omwille van de weersomstandigheden, kan voor de arbeiders en leerlingen verbonden met een industrieel leercontract worden teruggevallen op het systeem van de tijdelijke werkloosheid wegens slecht weer, zolang het slecht weer consistent aanhoudt. Voor een bediende (bv. de werfleider) geldt dit systeem niet!
Dit kan echter alleen op voorwaarde dat bij aankomst op de werf effectief wordt vastgesteld dat die dag onmogelijk gewerkt kan worden en de werkgever dit expliciet meldt aan de arbeiders. Wanneer de uitvoering van bepaalde bouwwerken bemoeilijkt wordt maar niet onmogelijk, kan geen tijdelijke werkloosheid worden aangevraagd. Zo kan in sommige gevallen bijvoorbeeld nog steeds binnen verder gewerkt worden. Ook de loutere daling van het rendement brengt geen onmogelijkheid om te werken met zich mee.
Bovendien moet de onmogelijkheid om de werken aan te vangen rechtstreeks het gevolg zijn van de slechte weersomstandigheden. De vorst kan bijvoorbeeld de rechtstreekse oorzaak zijn voor het niet kunnen maken van cement, terwijl het feit dat grondstoffen niet geleverd kunnen worden door diezelfde vorst slechts een onrechtstreekse oorzaak vormt voor het niet kunnen werken. Een onrechtstreekse oorzaak zal eventueel wel een andere vorm van tijdelijke werkloosheid, zoals die voor overmacht, kunnen initiëren, hetgeen evenwel een andere aanvraag betekent dan de tijdelijke werkloosheid wegens slecht weer.
Formaliteiten
De werkgever die tijdelijke werkloosheid wenst aan te vragen, moet de eerste werkloosheidsdag per maand uiterlijk de volgende normale werkdag elektronisch meedelen aan de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA), via de portaalsite van de Belgische sociale zekerheid. Daarbij moet onder meer het volgende worden aangegeven: de arbeiders die tijdelijk werkloos gesteld worden, het adres waar de werken zouden uitgevoerd worden, de aard van het werk, de aard van het slecht weer, de reden waarom het werk niet kan worden uitgevoerd.
Deze mededeling hoeft echter niet wanneer eerder in die maand reeds een mededeling werd gedaan van een tijdelijke economische werkloosheid of van werkloosheid wegens technische stoornis.
De arbeider zal als tijdelijk werkloze vervolgens zijn C3.2A-BOUW kaart, waarvan hij vóór het begin van elke maand steeds in het bezit wordt gesteld, moeten invullen om werkloosheidsuitkeringen te kunnen ontvangen.
Situatie 2: Het weer verslechtert in de loop van de dag
Wanneer het werk reeds is aangevat en de weersomstandigheden in de loop van de dag dermate verslechteren dat het onmogelijk wordt om verder te werken, dan zal het systeem van tijdelijke werkloosheid niet kunnen worden aangevraagd. Eenmaal de arbeiders met hun werk gestart zijn, moet dus in ieder geval gewaarborgd dagloon betaald worden.
De werkgever met RSZ-kenteken 021 of 054 zal echter niet de volle pot moeten betalen. Voor een dergelijke dag is de werkgever het loon verschuldigd voor de effectief gepresteerde uren en 50% van het loon voor de uren die omwille van het weer niet meer gepresteerd konden worden die dag (de zgn. regenuren). De overige 50% wordt dan betaald door het Fonds voor Bestaanszekerheid via de toekenning van weerverletzegels. De arbeiders moeten dan de weerverletkaart die ze jaarlijks ontvangen van het Fonds, bezorgen aan hun vakbond die zorgt voor de uitbetaling van de overige 50% van de regenuren.
Heeft u vragen over de toepassing van weerverletdagen of het systeem van tijdelijke werkloosheid? Neem dan zeker contact op met onze specialisten arbeidsrecht en sociaal recht zodat wij u op maat kunnen adviseren.
Thibault Van de Ryse & Jana Kern