27 november 2020

De “verdeelde” bewijslast in de Antidiscriminatiewet

De Antidiscriminatiewet vormt een belangrijk onderdeel van het arbeidsrecht. Bij een eventuele inbreuk hierop kent de Antidiscriminatiewet (behalve in strafzaken) een bijzonder bewijsregime waarbij de bewijslast wordt verdeeld tussen de eiser en de verweerder. Hoe wordt deze in theorie verdeeld en hoe gelijk is deze verdeling in de praktijk? U leest het hier.

Wettelijke regeling

De Antidiscriminatiewet heeft tot doel de bestrijding van discriminatie op grond van enkele beschermde criteria zoals leeftijd, seksuele geaardheid, geslacht, geloof, huidige of toekomstige gezondheidstoestand en handicap.

Het toepassingsgebied van de Antidiscriminatiewet is echter ruim en overschrijdt het domein van het arbeidsrecht. In wat volgt wordt voornamelijk aandacht besteed aan de arbeidsbetrekkingen, zijnde de betrekkingen die onder meer omvatten: de werkgelegenheid, de voorwaarden voor toegang tot arbeid, de arbeidsvoorwaarden en de ontslagregelingen.

Alvorens over te gaan tot de bespreking van de bewijslast, noteren we welke begrippen voor de toepassing van de Antidiscriminatiewet worden begrepen onder discriminatie:

de directe discriminatie: dit is een ongerechtvaardigd direct onderscheid dat zich voordoet wanneer iemand ongunstiger wordt behandeld dan een ander in een vergelijkbare situatie;
de indirecte discriminatie: dit is een ongerechtvaardigd indirect onderscheid dat zich voordoet wanneer een ogenschijnlijk neutrale bepaling of handeling de dragers van een bepaald beschermd criterium bijzonder kan benadelen in vergelijking met andere personen;
opdracht tot discrimineren;
de weigering tot het maken van redelijke aanpassingen voor een persoon met een handicap.

Artikel28 van de Antidiscriminatiewet bepaalt dat wanneer een persoon die zich gediscrimineerd voelt feiten aanvoert die het bestaan van een discriminatie op grond van een van de beschermde criteria kan doen vermoeden, de verweerder dient te bewijzen dat er geen discriminatie is geweest. Wanneer dit vermoeden door de eiser wordt aangetoond, vindt dus een verschuiving van de bewijslast naar de verweerder plaats. Het door een werknemer simpelweg aanvoeren of beweren dat de werkgever discrimineert, volstaat dus niet.

Op deze manier heeft de wetgever getracht een billijk evenwicht tot stand te brengen tussen de procespartijen. Enerzijds wordt rekening gehouden met de kwetsbare positie van het slachtoffer en diens vermoedde gebrek aan informatie in verhouding tot de werkgever. Er wordt namelijk vanuit gegaan dat de werkgever de werkelijke reden van zijn beslissing gemakkelijker kan bewijzen. Anderzijds worden een aantal voorwaarden verbonden aan het verschuiven van de bewijslast naar de verweerder.

Het aanleveren van bewijs

Volgens de Antidiscriminatiewet wordt onder feiten die het bestaan van een directe discriminatie op grond van een beschermd criterium kunnen doen vermoeden, onder andere begrepen:

de gegevens waaruit een bepaald patroon van ongunstige behandeling blijkt ten aanzien van personen die drager zijn van een welbepaald beschermd criterium
de gegevens waaruit blijkt dat de situatie van het slachtoffer van de ongunstigere behandeling, vergelijkbaar is met de situatie van de referentiepersoon.

Onder feiten die het bestaan van indirecte discriminatie  op grond van een beschermd criterium kunnen doen vermoeden, wordt onder andere begrepen:

algemene statistieken over de situatie van de groep waartoe het slachtoffer van de discriminatie behoort of feiten van algemene bekendheid;
het gebruik van een intrinsiek verdacht criterium van onderscheid;
elementair statistisch materiaal waaruit een ongunstige behandeling blijkt.

Wanneer aan de hand van deze feiten geen vermoeden aangetoond kan worden en bijgevolg geen verschuiving van de bewijslast kan plaatsvinden, zal de werknemer de beweerde discriminatie moeten bewijzen met toepassing van de gemeenrechtelijke bewijsregels. Het bewijs van discriminatie, alsook het tegenbewijs van de werkgever, kan worden geleverd door alle middelen van recht.

De eisende werknemer moet bijvoorbeeld duidelijk omschreven en concrete gedragingen van identificeerbare personen aanvoeren, waaruit afgeleid kan worden dat er sprake is van discriminatie. Een aantal losse beweringen en een verklaring ‘op eer’ van de eiser volstaan in ieder geval niet.

Bovendien dient deze persoon tevens de feiten te bewijzen die aantonen dat die ongunstige behandeling is ingegeven door ongeoorloofde motieven.

Bewijslast gelijkmatig verdeeld?

Zoals eerder aangegeven, was de idee van de verschuiving van de bewijslast een billijk evenwicht tot stand brengen tussen de procespartijen. In de praktijk is eerder een omgekeerd effect gebleken. De werkgever heeft namelijk drie verweren achter de hand: ten eerste is het aan de eisende werknemer om met het bewijs van discriminatie te komen, dewelke de werkgever steeds kan betwisten. Wanneer geen echt bewijs voorhanden is maar wel een vermoeden wordt aangetoond, kan de verweerder dit vermoeden steeds weerleggen door een tegenbewijs te geven. Als ook dat niet lukt, bestaat ten derde ook de mogelijkheid voor de werkgever om de aangetoonde discriminatie te rechtvaardigen. Zo vormt een direct onderscheid geen discriminatie wanneer het objectief wordt gerechtvaardigd door een legitiem doel en de middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn.

Het systeem van verschuiving van bewijslast, uitdrukkelijk ingevoerd om de bewijslast voor het slachtoffer te verlichten, zorgt dus in de praktijk vaak net voor een verdere verzwaring ervan.

In een arrest van 8 januari2020 herinnert het Arbeidshof van Brussel eraan dat op het vlak van de discriminatie (in deze zaak ten gevolge van de gezondheidstoestand – zie hier voor een link naar de volledige tekst van dit arrest) het vermoeden van het bestaan van een discriminatie die verband houdt met een beschermd criterium dat het slachtoffer moet bewijzen, niet te strikt mag worden beoordeeld omdat anders de doelstelling van de wetgever, namelijk de bescherming van de zwakste partij via het systeem van verdeling van de bewijslast, niet wordt bereikt.

Het Arbeidshof oordeelt in dat arrest dan ook dat aan de eiser niet het bewijs van de discriminatie zelf mag worden opgelegd, aangezien de wet hem slechts de verplichting oplegt om feiten aan te tonen die het bestaan ervan kunnen doen vermoeden.

Op 4 december2019 oordeelde het Arbeidshof te Antwerpen (Arbh. Antwerpen 4 december2019,2017/AA/2010, onuitg.) ook dat de timing van een ontslag kort na de aankondiging van een werknemer tot langdurige arbeidsongeschiktheid, voldoende was om het vermoeden in werking te stellen. Dit is een bijzonder interessant voorbeeld van een soepele interpretatie.

Verdeling bewijslast buiten het arbeidsrecht

Zoals hierboven vermeld, zijn het niet alleen de arbeidsbetrekkingen die aanleiding geven tot feiten die discriminatie kunnen uitmaken. Zo wees op 4 augustus2020 de Gentse rechtbank van eerste aanleg een vordering van twee dove burgers tegen de Vlaamse gemeenschap tot vaststelling van discriminatie op grond van een handicap af aangezien de eisers geen vermoeden konden aantonen. De eisers probeerden aan te tonen dat de Vlaamse gemeenschap geen redelijke aanpassingen – bestaande uit het recht op extra uren tolkgebruik – hadden gemaakt om tegemoet te komen aan hun persoonlijke noden in het kader van hun handicap.

Door het gebrek aan vermoeden treedt de verschuiving van de bewijslast dus ook niet in werking, waardoor het onduidelijk blijft welke feiten aangevoerd dienden te worden om een vermoeden aan te tonen en de bewijslast te doen omkeren (Voorz. KG, Rb. Oost-Vlaanderen, afd. Gent, 4 augustus2020, onuitg. in J. VRIELINK, De Juristenkrant, 18 november2020, 11).

Wat onthouden we?

De “verdeelde” bewijslast in de Antidiscriminatiewet houdt in dat het eerst de werknemer is die het bestaan van discriminatie moet kunnen doen vermoeden. Nadien komt het aan de werkgever toe om het tegenbewijs te leveren dat er geen discriminatie plaatsvond. Uit de rechtspraak blijkt dat van geval tot geval een soms zware en soms lichtere bewijslast rust op de eiser.

Heeft u vragen met betrekking tot feiten die het bestaan van discriminatie kunnen doen vermoeden of met betrekking tot de verdeling van de bewijslast in een dossier? Aarzel dan niet om onze specialisten te contacteren. Wij staan voor u klaar.

Thibault Van de Ryse & Jana Kern

Neem contact op met een arbeidsrechtspecialist

Ilse De Geyter

Ilse De Geyter is in de expertise bouw- en vastgoedrecht actief in bouwgeschillen en huur verhuur van onroerend goed. Haar directe communicatie, daadkracht en persoonlijke ervaring in eigen bouwprojecten komen van pas bij (zowel minnelijke als gerechtelijke) expertises en de opvolging van bouwgeschillen. Zij staat verschillende cliënten bij in de huur verhuur van vastgoed. In de expertise ondernemingsrecht is zij actief in contractenrecht, commerciële geschillen, tuchtrecht en incasso.

Zij is proactief, direct, resultaatgericht en nabij in de uitvoering.

Ilse De Geyter - Advocaat bouwrecht en vastgoedrecht

Jana Kern

Zij staat vooral de ondernemer, maar ook de werknemer bij in binnen- en buitenland, en dit in 6 talen. Deze meertalige ondersteuning zorgt ervoor dat internationale ondernemingen op maat worden geholpen in hun eigen taal.

Zij is energiek, perfectionistisch en gedreven om ieder project tot een goed einde te brengen.

Jana Kern - Advocaat Social recht en arbeidsrecht

Frederic Rosiers

Frederic Rosiers is actief in de praktijkgebieden “vennootschaps- en ondernemingsrecht” en “bouw, vastgoed en projectontwikkeling”. Hij behandelt dossiers inzake aandeelhoudersgeschillen, aandelentransacties, distributierecht en vastgoedtransacties, met inbegrip van erfpacht- vruchtgebruik- en opstalconstructies. Door zijn ervaring en pragmatische aanpak vertalen de contracten het bereikte commerciële evenwicht en anticiperen zij op mogelijke geschillen. Als opgeleid bemiddelaar worden geschillen indien mogelijk buiten de rechtbank om geregeld.

Frederic Rosiers - Advocaat bouwrecht en vastgoedrecht - ondernemingsrecht en vennootschapsrecht

Reiner Tijs

Reiner Tijs is gespecialiseerd in het overheidsrecht en het omgevingsrecht (ruimtelijke ordening, stedenbouw en milieu). Hij kan bogen op ruime expertise, jarenlange ervaring en een breed netwerk.

Reiner Tijs - Advocaat overheidsrecht en omgevingsrecht

Frédéric Dupon

Hij behandelt vooral dossiers die verband houden met het verbintenissenrecht, het bouwrecht en het handels- en economisch recht in ruime zin, met inbegrip van het zeerecht.

Frédéric Dupon - Advocaat bouwrecht, vastgoedrecht en ondernemingsrecht

Sidney Van Wellen

Sidney Van Wellen studeerde in 2013 af als Master in de Rechten aan de Universiteit te Antwerpen en is sindsdien advocaat aan de Antwerpse Balie. Hij is advocaat bij Forum Advocaten sedert september 2018.

Hij is pragmatisch en betrokken om zo het best mogelijke resultaat te bereiken.

Sidney Van Wellen - Advocaat bouwrecht, vastgoedrecht en ondernemingsrecht

Joram Maes

Joram Maes studeerde in 2015 af aan de Universiteit te Antwerpen als Master in de rechten en begon zijn carrière als advocaat in januari 2016 bij Forum Advocaten.

Hij is enthousiast, creatief en openhartig, eigenschappen die hij ook overbrengt in de behandeling van dossiers.

Joram Maes - Advocaat bouwrecht, overheidsrecht en omgevingsrecht

Annelies Janssen

Annelies Janssen behaalde in 2016 de titel van Master in de rechten aan de Universiteit van Antwerpen na in 2015 een Erasmus programma te hebben gevolgd in Zweden (Uppsala University).

Zij is optimistisch, warmhartig en oprecht.

Annelies Janssen - Advocaat bouwrecht en vastgoedrecht

Maxime Jeanray

Maxime behaalde in 2016 de titel van Master in de rechten aan de Universiteit van Antwerpen.

Hij is flexibel, positief en zet zijn schouders vol engagement onder verschillende projecten.

Maxime Jeanray - Advocaat Arbeidsrecht en sociaal recht

Inge van den Dorpel

Inge studeerde, na een eerdere opleiding aan het Koninklijk Muziekconservatorium te Brussel en een opleiding vertaler aan de Universiteit van Antwerpen, in 2016 af aan de Vrije Universiteit Brussel als Master in de rechten en begon haar carrière als advocaat in juni 2016 aan de balie Brussel.

Inge van den Dorpel - Advocaat Bouwrecht, omgevingsrecht en overheidsrecht

Maarten Verboven

Maarten is in 2017 afgestudeerd als Master in de rechten aan de Universiteit te Antwerpen na tevens een opleiding Rechtspraktijk aan de Karel de Grote Hogeschool te Antwerpen te hebben voltooid.

Hij is sociaal, gedreven en volhardend.

Maarten Verboven - Advocaat vastgoedrecht en ondernemingsrecht

Geert de Hoon

Geert is advocaat bij Forum Advocaten sinds oktober 2019 en legt zich binnen het kantoor hoofdzakelijk toe op bijstand aan KMO’s en vrije beroepen in het burgerlijk recht en het ondernemingsrecht. Hij staat cliënten bij tijdens de opmaak van contracten, onderhandelingen en adviesverlening alsook tijdens het voeren van procedures voor de burgerlijke hoven en rechtbanken. Verder staat hij cliënten graag bij in dossiers inzake het onderwijsrecht.

Geert de Hoon - Advocaat bouwrecht en ondernemingsrecht

Roxanne Verelst

Roxanne behandelt binnen het kantoor hoofdzakelijk dossiers met betrekking tot de bijstand van KMO’s, particulieren en vrije beroepen in burgerlijke en handelszaken, alsook zaken binnen het vennootschapsrecht en het vastgoedrecht.

Roxanne Verelst - Advocaat ondernemingsrecht en vennootschapsrecht

Justine Heureux

Justine behaalde in 2020 de titel van Master in de rechten aan de Universiteit van Antwerpen en in 2021 de titel van Master in het vennootschapsrecht aan de Katholieke Universiteit van Leuven.

Justine is oprecht, warmhartig en enthousiast. Zij behandelt uw dossier met veel zorg.

Justine Heureux - Advocaat vennootschapsrecht

Inne Royackers

Inne Royackers behaalde in juni 2022 met onderscheiding de titel van Master in de Rechten aan de Katholieke Universiteit Leuven, waarbij ze zich specialiseerde in het privaat- en strafrecht. Gedurende haar opleiding studeerde ze een half jaar aan l’Université Jean Moulin III te Lyon (Frankrijk). Haar masterscriptie schreef ze onder het promotorschap van prof. dr. B. Tilleman over de aansprakelijkheid van bouwactoren in een bouwteam.

Sinds september 2022 is Inne ingeschreven als advocaat aan de Antwerpse balie. Bij Forum Advocaten legt ze zich vooral toe op bouw- en vastgoedrecht.

Inne Royackers - Advocaat bouwrecht, vastgoedrecht en ondernemingsrecht

Jill Naets

Jill Naets behaalde in 2023 met onderscheiding de titel van Master in de Rechten aan de Universiteit Antwerpen, waarbij ze zich specialiseerde in het sociaal recht en het strafrecht. Eerder behaalde ze ook de professionele bachelor bedrijfsmanagement – rechtspraktijk aan de Karel de Grote Hogeschool te Antwerpen.

Ze is sinds 2023 advocaat bij Forum Advocaten en ze legt zich binnen het kantoor vooral toe op het sociaal recht (arbeidsrecht en socialezekerheidsrecht). Ze is behulpzaam, nauwkeurig en proactief.

Jill Naets - Advocaat arbeidsrecht en sociaal recht

Yani Brems

Yani Brems behaalde in 2023 de titel van Master in de rechten aan de Universiteit van Antwerpen. Zij is advocaat bij Forum advocaten sinds mei 2024 en behandelt binnen het kantoor vooral dossiers inzake ruimtelijke ordening en stedenbouw.

Yani Brems - Advocaat bouwrecht en omgevingsrecht