11 december 2016
Actualia gerechtelijk recht
De burgerlijke rechtspleging heeft recentelijk heel wat belangrijke wijzigingen ondergaan, mede te danken aan de verscheidene Potpourriwetten. De bedoeling van deze wetten was om alles sneller en efficiënter te laten verlopen op procedureel vlak. De vraag is nog maar of dit doel met de vele wetswijzigingen ook wel degelijk bereikt zal worden. Zo tracht men met Potpourri I te komen tot een elektronische procesvoering in het burgerlijk procesrecht. De kennisgeving is thans niet enkel mogelijk per post maar ook per elektronische post, met als doel om een elektronisch platform te creëren. Helaas gaat het hier slechts om een interne communicatie tussen de actoren van justitie én enkel en alleen voor wat de kennisgeving betreft, de betekening buiten beschouwing gelaten. Voor de betekening kwam Potpourri III dan op de proppen met de zogenaamde elektronische betekening, welke in werking zal treden op 31/12/2016. Er wordt dan een centraal register van gedematerialiseerde authentieke akten van gerechtsdeurwaarders geïntroduceerd, waar elektronische adressen (door de overheid opgelegd) worden in opgeslagen. Concreet zal de deurwaarder dan betekenen en wordt er een bericht van elektronische betekening aan het centraal register gezonden, waarna het register binnen de 24 uur aangeeft dat het bericht is aangekomen. Indien deze melding niet binnen de 24 uur wordt gegeven, dan wordt de betekening geacht niet te zijn gebeurd. In het andere geval zal de gerechtsdeurwaarder een bevestiging krijgen dat het bericht is aangekomen en dan wacht hij tot het bericht is geopend door de bestemmeling. Wanneer de bestemmeling dit bericht opent, wordt er een melding gestuurd naar het register, welke op haar beurt de gerechtsdeurwaarder hiervan op de hoogte brengt. Als de gerechtsdeurwaarder daarentegen niet binnen de 24 uur het openingsbericht heeft ontvangen, dan zal hij een gewone brief naar de bestemmeling dienen te sturen met de melding dat er elektronisch betekend is. Thans is de regeling omtrent de elektronische betekening nog niet in werking doch bestaat er wel al zoiets als een elektronische brievenbus, de e-box. Deze e-box kan twee statussen hebben, zijnde “verzonden” en “ontvangen”. Dergelijk bericht verstuurd aan de hand van deze e-box heeft dezelfde waarde als een aangetekend schrijven met ontvangstbewijs. Logischerwijze zou men denken dat voor de termijnregeling het tijdstip van ontvangst zou gelden doch geldt in werkelijkheid het tijdstip van verzending. Het moment waarop het bericht vertrekt, is zodoende het moment waarop men handelt. Hoewel de bedoeling is om te komen tot onderlinge communicatie tussen iedereen, bestaat de e-box thans enkel voor de communicatie tussen het vredegerecht en het Belgisch Staatsblad. E-deposit heeft een ander doel voor ogen, zijnde het neerleggen van conclusies en stukken. Het tijdstip van neerlegging wordt vastgesteld en hiervan wordt een bewijs gestuurd. Sedert 02/07/2016 is dit ingevoerd voor de Hoven van Beroep, Arbeidshoven en Rechtbanken van Koophandel. Nochtans ontbreekt er volgens velen één belangrijk iets, namelijk een elektronisch dossier. Thans worden de conclusies of stukken nog wel degelijk geprint en in het fysiek dossier gestoken. Ook aan de opmaak van de conclusies werd gesleuteld met Potpourri I. Art. 744 Ger.W. voorziet in een verplichte, gestructureerde vorm van conclusies. Concreet dient een conclusie de feiten, de aanspraken, de middelen en het beschikkend gedeelte te omvatten. De middelen zullen sinds kort dan ook genummerd moeten worden, gezien de rechter in theorie niet moet antwoorden op niet-genummerde middelen. Tevens moet aandacht worden besteed aan het beschikkend gedeelte, hetwelk steeds uitgewerkt moet zijn. Wat je niet vraagt in het beschikkend gedeelte kan je in principe ook niet krijgen. Tevens werd ook de nietigheidsleer grondig gewijzigd. Vroeger maakte men steeds een onderscheid tussen absolute en relatieve nietigheden. Sinds Potpourri I is dit onderscheid achterhaald en bestaan er enkel nog maar relatieve nietigheden, waarvoor men steeds dient na te gaan of er sprake is van enige belangenschade. De bedoeling hiervan is uiteraard om het aantal nietigheden zoveel als mogelijk te beperken. De toch wel meest bizarre en meest bekritiseerde wijziging doorgevoerd door Potpourri I, is de taak van de rechter bij verstek (art. 806 Ger.W). Krachtens deze wijziging moet de rechter aan de verschijnende partij alles toekennen wat wordt gevraagd, tenzij dat strijdig zou zijn met de openbare orde. Voorwaarde is wel dat het verstek expliciet wordt gevraagd. Bovendien wordt de procedure geacht op tegenspraak te zijn gevoerd wanneer de partij tijdens de procedure ooit verschenen is en geconcludeerd heeft. Er is terecht veel kritiek op deze nieuwe regeling. De rechter kan de vordering dus niet meer nazien of matigen, tenzij het de openbare orde raakt. De beoordelingsvrijheid van de rechter wordt dus op een ernstige wijze beknot. Tot slot werd de regeling omtrent de voorlopige tenuitvoerlegging aangepast. Vroeger schorste hoger beroep steeds de voorlopige tenuitvoerlegging en kon men de uitvoerbaarheid bij voorraad vragen. Thans werd de regeling omgekeerd, waardoor de uitspraak uitvoerbaar is bij voorraad tenzij de rechter anders motiveert. De rechter in hoger beroep kan een beslissing omtrent de uitvoerbaarheid trouwens niet onderzoeken, tenzij de uitvoerbaarheid werd bevolen in strijd met de wet. De wettelijkheid kan dus wel getoetst worden, maar de opportuniteit niet. Alle zaken die vanaf 1/11/2015 zijn ingeleid, zullen dan ook uitvoerbaar bij voorraad zijn.