20 augustus 2015
Publieke inspraak Oosterweelverbinding
Het is al langer geweten: Antwerpen slibt vast. De verkeersellende op de Ring en daarrond is niet te overzien. De woonwijken daarrond ervaren overlast van o.a. fijn stof en geluidshinder.
De meningen zijn verdeeld over de gepaste oplossing voor deze problematiek. De zgn. ìOosterweelverbindingî waarmee de ring rond Antwerpen gesloten zou worden, staat in dit debat centraal.
In september start de inspraakprocedure van het project-milieueffectenrapport (project-MER) voor de Oosterweelverbinding. In dit project-MER wordt onderzocht welke gevolgen de Oosterweelverbinding kan hebben voor mens en milieu. De geplande werken, eventuele alternatieven en de effecten hiervan worden bestudeerd.
Het MER behandelt volgende onderdelen:
1. De Scheldetunnel, die Linkeroever en Rechteroever verbindt
2. Het Oosterweelknooppunt
3. De Kanaaltunnels onder het Albertkanaal die het Oosterweelknooppunt verbinden met de Ring bij Deurne en Merksem
4. Ring Noord, de afbraak van het viaduct van Merksem en de vervanging hiervan door sleuven en tunnels met een nieuwe aansluiting bij het Sportpaleis
In de loop van september 2015 kan eenieder gedurende 30 dagen het kennisgevingsdossier inkijken en bijkomende onderzoeksvragen suggereren. Er kunnen bijvoorbeeld varianten en alternatieven voorgesteld worden. Er kan verzocht worden om bepaalde effecten bijkomend te onderzoeken. Er kan gewezen worden op bepaalde aandachtspunten en gebieden in de omgeving van het project waarop het project een impact kan hebben en die niet vermeld staan in het dossier. Enz.
Nadat het MER is opgemaakt, zullen de aanvragen voor de stedenbouwkundige vergunningen ingediend worden. In het kader hiervan wordt ook nog een openbaar onderzoek georganiseerd. Dit zal allicht in de loop van 2016 gehouden worden.
Dit dossier betreft zonder meer ÈÈn van de belangrijkste stedenbouwkundige ingrepen van de laatste decennia. Het belang hiervan voor de Antwerpse regio en ruime omgeving is nauwelijks te overschatten. Er kan dan ook alleen maar gehoopt worden dat de besluitvorming hierrond gebeurt op een doordachte en ernstige manier, waarbij de belangen van de diverse stakeholders (overheid, bewoners, bedrijven, milieuverenigingen,Ö) zorgvuldig tegenover elkaar worden afgewogen en waarbij ëruimtelijke kwaliteití centraal staat. Dat is en blijft immers het uitgangspunt van een ëgoede ruimtelijke ordeningí (art. 1.1.4 VCRO) waarmee elkeen begaan zou moeten zijn.