11 december 2016

Categorieën: Overheidsrecht

Aangepaste bestuurlijke lus 3.0 houdt stand.

Het Grondwettelijk Hof diende zich uit te spreken over een versie 3.0 van de bestuurlijke lus bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen en het Milieuhandhavingscollege.

De bestuurlijke lus beoogt volgens de decreetgever een einde te kunnen stellen aan scenarioís waarin een bestuursbeslissing om ÈÈn motief wordt vernietigd, waarna naderhand een tweede beroep volgt wegens onwettigheden in de nieuwe beslissing, en eventueel een derde en nog meer zaken tegen verdere beslissingen. Een carrousel met pyrrusoverwinningen die vooral in zaken aangaande openbare werken een zware maatschappelijke kost kan meebrengen. Ook al duurt een geschillenbeslechting met toepassing van de bestuurlijke lus iets langer dan een geschillenbeslechting zonder lus, weegt de kost op het vlak van die ene zaak niet op tegen de vermeden kosten op middellange termijn en tegen de rechtszekerheid die de partijen en belanghebbenden geboden wordt. De uitkomst van een succesvolle lus bestaat immers stelselmatig uit een besluit dat niet vernietigd wordt en dan ook de betrokken belangen regelt. Een kale vernietiging biedt dit niet (aldus de decreetgever: Parl. St., Vlaams Parlement, 2014-2015, nr. 354/1, p. 15).

Oorspronkelijk werd de regeling van de bestuurlijke lus bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen vastgelegd in artikel 4.8.4 van de VCRO, zoals ingevoerd bij het decreet van het Vlaamse Gewest van 6 juli 2012. Deze regeling werd evenwel vernietigd bij het arrest van het Grondwettelijk Hof nr. 74/2014 van 8 mei 2014.

De regeling van de bestuurlijke lus die vervolgens werd vastgelegd in het oorspronkelijke artikel 34 van het decreet van 4 april 2014, dat van toepassing is op de Raad voor Vergunningsbetwistingen en het Milieuhandhavingscollege, is op haar beurt vernietigd bij het arrest nr. 152/2015 van 29 oktober 2015.

Om tegemoet te komen aan de vaststellingen van ongrondwettigheid vervat in de vernietigingsarresten nrs. 74/2014 en 152/2015, opteerde de Vlaamse decreetgever voor het invoeren van een nieuw artikel.

De bestuurlijke lus, zoals vervangen bij het bestreden artikel 5 van het decreet van 3 juli 2015, werd opnieuw bestreden bij het Grondwettelijk Hof. De middelen hadden betrekking op:
1) de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de bestuursrechter;
2) de openbaarheid van de uitspraak;
3) de redelijke termijn;
4) het recht op tegenspraak;
5) het gelijkheidsbeginsel;
6) de standstill-verplichting;
7) de formele motiveringsplicht;
8) het vermoeden van onschuld.

Al deze middelen werden door het Grondwettelijk Hof ongegrond bevonden.

De praktijk zal nu moeten uitwijzen of het systeem werkbaar is en of het leidt tot het beoogde resultaat.

Wordt allicht, zoals het een goede lus past,Ö vervolgd.