4 september 2018

20 dagen voor verzoekschrift tussenkomst bij Raad voor Vergunningsbetwistingen is niet te kort

Binnen het administratief recht gelden bijzonder strikte, maar vaak ook korte termijnen. Zo is het ook met de tussenkomst in de procedures bij de Raad van State en de Raad voor vergunningsbetwistingen. Bij de Raad van State geldt een termijn van 30 dagen. Bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen 20 dagen.

Dit verschil vorm volgens het Grondwettelijk Hof geen schending van het gelijkheidsbeginsel (GH nr. 40/2018 van 29 maart 2018).
Het verschil in behandeling tussen bepaalde categorieÎn van personen dat voortvloeit uit de toepassing van verschillende procedureregels in verschillende omstandigheden houdt op zich geen discriminatie in. Van discriminatie zou slechts sprake zijn indien het verschil in behandeling dat voortvloeit uit de toepassing van die procedureregels een onevenredige beperking van de rechten van de daarbij betrokken personen met zich zou meebrengen. Volgens het Grondwettelijk Hof is er evenwel geen sprake van een ìonevenredige beperkingî van de rechten van de betrokken personen.

Het Hof overweegt dat de vervaltermijn van minstens twintig dagen de mogelijke tussenkomende partij niet verplicht om zonder overleg met haar raadsman een actieve houding aan te nemen gedurende de procedure voor de Raad voor Vergunningsbetwistingen, aangezien die mogelijke tussenkomende partij ofwel reeds betrokken partij was bij de administratieve vergunningsprocedure, ofwel als derde partij door de griffier bij betekening werd verwittigd van het verzoekschrift.
Van de partij die wenst tussen te komen wordt evenmin verwacht dat zij, vanaf dat ogenblik, haar stellingname betreffende de inhoud van het beroep tot vernietiging motiveert, maar enkel dat zij een formeel verzoekschrift indient waarin zij haar belang om tussen te komen aantoont.
Ten slotte is een dergelijke maatregel, volgens het Hof, wat ook het gevolg van de niet-naleving van die termijn voor de partij die wenst tussen te komen moge zijn, niet zonder redelijke verantwoording ten aanzien van de door de decreetgever nagestreefde doelstelling, mede gelet op het algemeen rechtsbeginsel dat de strengheid van het decreet in geval van overmacht of van onoverwinnelijke dwaling kan worden gemilderd, beginsel waarvan het betrokken decreet niet is afgeweken.
Kortom, 20 dagen om het verzoekschrift tot tussenkomst bij de RvVb in te dienen is (in principe) niet te kort.
Verrassend is deze uitspraak niet in het licht van eerdere rechtspraak rond dit onderwerp.
Maar meteen is het ook wel een gelegenheid om onze cliÎnten uit te nodigen om zeker niet te lang te wachten om contact op te nemen. Zo blijft er nog voldoende tijd om het verzoek tot tussenkomst voor te bereiden en in te dienen.